Werkwoordspellingquiz

Herhaling werkwoordspelling
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
- Herhalen we kort de theorie over werkwoordspelling
- Beantwoorden jullie vragen over werkwoordspelling

Slide 2 - Tekstslide

Schrijf op wat hier mis is gegaan..
Tim werkte als pizzabezorger, maar is gisteravond ontslagen. Hij heeft een pizza afgeleverd, maar was vergeten de ontvanger te laten betalen. 'Ik had een briefje meegekregen waar op stond 'betaald met tien euro', dus toen ben ik meteen weer weggereden'. Hij heeft zijn baas de situatie nog geprobeerd uit te leggen, maar die snapte niet waar Tim het over had. 'Het briefje was duidelijk: hij zou betalen met tien euro. Dat was voor Tim belangrijk om te weten hoeveel wisselgeld hij mee moest nemen'. Tim gaat ergens anders als bezorger aan de slag.

Slide 3 - Tekstslide

Het belang van spelling
Premier verbaasd in spannende zaak
Man betaalt met tien euro
Man betaald met tien euro
Premier verbaast in spannende zaak

Slide 4 - Tekstslide

Volgorde werkwoorden vervoegen

  1. Bepaal eerst het soort werkwoord (pv tt, pv vt of volt. dw.)
  2. Bij pv tt: bepaal ik-vorm, hij-vorm of wij-vorm
  3. Bij pv vt en volt. dw.: bepaal uitgang t/te/ten of d/de/den aan de hand van klank

- Hoe weet je of iets een persoonsvorm is?
Verander de zin van tijd en alleen de persoonsvorm verandert! 

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Ik dans                          Ik loop                        Ik word                     Ik bedoel
Jij danst                       Jij loopt                     Jij wordt                   Jij bedoelt
Dans jij?                        Loop jij?                    Word jij?                  Bedoel jij?
Danst hij?                     Loopt hij?                 Wordt hij?               Bedoelt hij?
Wij dansen                  Wij lopen                   Wij worden            Wij bedoelen

*Ik smurf - Jij smurft - Smurf jij? - Smurft hij? - Wij smurfen

Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Verleden tijd en voltooid deelwoord
  • Alle letters (klanken!) in het kofschip zijn stemloos.
  • Alle andere klanken zijn stemhebbend.

  • Klanken die na elkaar komen passen zich aan elkaar aan..

  • Dus: hij heeft bedoeld (l en d zijn stemhebbend)
  • Dus: hij heeft gedoucht (sj en t zijn stemloos)

Slide 9 - Tekstslide

Vul de juiste werkwoordsvorm in:

Hij vindt het verschrikkelijk dat je dat zei, ook al had je dat niet zo ...
A
bedoeldt
B
bedoelt
C
bedoeld

Slide 10 - Quizvraag

Vul de juiste werkwoordsvorm in:

Mijn moeder zegt dat de toon van mijn vader nooit overeenkomt met wat hij ... te zeggen
A
bedoeldt
B
bedoelt
C
bedoeld

Slide 11 - Quizvraag

Vul de juiste werkwoordsvorm in:

Als ik jou morgen pas ..., vind je dat dan oké?
A
beantwoordt
B
beantwoort
C
beantwoord

Slide 12 - Quizvraag

Vul de juiste werkwoordsvorm in:

Mijn vader heeft de telefoon na de hackpoging heel lang niet meer ...
A
beantwoordt
B
beantwoort
C
beantwoord

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste werkwoordsvorm in:

Ik vind het vreselijk dat dit ...
A
gebeurdt
B
gebeurt
C
gebeurd

Slide 14 - Quizvraag

Vul de juiste werkwoordsvorm in:

De schoolleiding wil graag dat die nieuwe docent zo snel mogelijk ... aan de gestelde eisen.
A
beantwoordt
B
beantwoort
C
beantwoord

Slide 15 - Quizvraag

Vul de juiste werkwoordsvorm in:

Haha, ik zei 1 januari dat ik al sinds vorig jaar niet meer had ... en iedereen lag in een deuk
A
gedouchd
B
gedoucht

Slide 16 - Quizvraag

Vul de juiste werkwoordsvorm in:

Het SO van vandaag heb ik echt compleet ...
A
gerockt!
B
gerockd!
C
gerocket!
D
gerocked!

Slide 17 - Quizvraag

Wat weet je nu over werkwoordspelling?

Slide 18 - Open vraag

Welke vragen heb je nog over werkwoordspelling?

Slide 19 - Open vraag