H5 woordsoorten voorzetsels

De ondernemende peuter kroop … de tafel.
(vul de zin aan)


1 / 8
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 8 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

De ondernemende peuter kroop … de tafel.
(vul de zin aan)


Slide 1 - Open vraag

Maak een zin met één van de volgende woorden:
naar-achter-aan-voor-na-onder-tussen-vanwege-om-naast-tijdens


Slide 2 - Open vraag

Voorzetsels - aantekeningen
Een voorzetsel geeft tijd, plaats of reden/oorzaak aan.
plaats: op de tafel, in de kast, bij het hek etc.
tijd: om 4 uur, na de vakantie, tijdens de les etc.
reden/oorzaak: vanwege de file,  door het succes.
Dit zijn dus de kast/feest woorden

Slide 3 - Tekstslide

Voorzetsels
Een voorzetsel staat voor een lidwoord of voor een aanwijzend/vragend voornaamwoord.

Voorbeelden:

In (vz) de trommel (zn)
Tussen (vz) die (aanw.vnw) papieren,  
over (vz)welke (vr. vnw)brug?

Slide 4 - Tekstslide

Let op:
Delen van een scheidbaar werkwoord (aankijken, uitzwaaien..) is geen voorzetsel, maar hoort bij het werkwoord.

Voorbeeld:
Ik kijk mijn moeder altijd aan. (aan hoort bij het werkwoord aankomen)

Slide 5 - Tekstslide

vaste voorzetsels
met behulp van een kruiwagen
zich verdiepen in de gewoontes van een land
zich voorbereiden op de test
zich verheugen op de vakantie
geld uitgeven aan games
naar aanleiding van deze gebeurtenis
etc. etc. zoek in het woordenboek als je het niet weet

Slide 6 - Tekstslide

Noteer de voorzetsels uit de volgende zin:
Schoonspringen, een bijzondere vorm van watersport, is in het begin van de 20e eeuw een olympische sport geworden.

Slide 7 - Open vraag

Noteer de voorzetsels uit de volgende zin:
Dankzij Daphne en Edwin Jongejans werd deze sport populair onder onze bevolking.

Slide 8 - Open vraag