periode 4 KSH HV2 Spelling: ww, meervouden en tussenletters les 3

Spelling
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Lees de zin hieronder. Benoem de zinsdelen en delen van zinsdelen. Kies uit: wwg – nwg – ond – lv – mv – vzv – bwb – bvb
De oude vrouw staat voor het gemeentehuis.

Slide 2 - Open vraag

Ik ga vroeg naar bed zodat ik goed uitgerust ben.
Waarom is dit een samengestelde zin?
Noem 2 dingen.

Slide 3 - Open vraag

planning
ww spelling
meervoud -n en tussenletters
aan de slag

Slide 4 - Tekstslide

lesdoel
je weet het vervoegen van (Engelse) werkwoorden
je weet hoe het zit met meervoudsvormen en de tussen  -n
je hebt ermee geoefend

Slide 5 - Tekstslide

Noteer de juiste vorm van het ww:
Wat er ook (gebeuren), ik (houden) de moed erin.
A
gebeurt, houdt
B
gebeurd, houd
C
gebeurt, houd
D
gebeurd, houdt

Slide 6 - Quizvraag

Noteer de juiste vorm van het ww:
De uitslag van die toets (verrassen) me toen behoorlijk.
A
veraste
B
verraste
C
verasste
D
verrasste

Slide 7 - Quizvraag

noteer de juiste vorm van het ww:
(bodyboarden) je zus tegenwoordig graag in de zomerperiode?
A
bodyboard
B
bodyboardde
C
bodyboarde
D
bodyboardt

Slide 8 - Quizvraag

Nog niet zo lang geleden werd er veel (skaten) met rolschaatsen, maar nu wordt er meestal (skeeleren).
A
geskated, geskeelert
B
geskatet, geskeelert
C
geskatet, geskeelerd
D
geskated, geskeelerd

Slide 9 - Quizvraag

ww vervoegen
hoe zit dat precies? 
schema bladzijde 30 in je lesboekje, handig!

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

meervoud van een zn
  • geen meervoud: rommel, vee, rijst, tarwe
  • alleen meervoud: ingewanden, uitwerpselen
  • Woorden die uit het Latijn komen, hebben soms nog hun Latijnse meervoudsuitgang: museum > musea
  • meervoud met een -s; tafel > tafels, deksel>deksels
  • meervoud met -en; stoel>stoelen

Slide 12 - Tekstslide

meervoud van een zn
  • woorden die eindigen op een -e, hebben twee meervoudsvormen:
    seconde > seconden + secondes
    keuze – keuzes/keuzen

  • Bij woorden die eindigen op -s of -f moet je in het meervoud soms de laatste letter veranderen in een z of een v:
    grens > grenzen (maar: wens > wensen)
    staaf > staven (maar: fotograaf > fotografen)

Slide 13 - Tekstslide

welke meervouden zijn correct gespeld?
A
categoriën
B
categorieën
C
porieën
D
poriën

Slide 14 - Quizvraag

meervoud van een zn
  • Woorden die eindigen op -ee of -ie krijgen een trema in het meervoud. Als de klemtoon op de laatste lettergreep ligt, dan voeg je in het meervoud -ën toe. Anders zet je het trema op de laatste e van het woord:
    idee > ideeën
    knie > knieën

    bacterie > bacteriën
    porie > poriën

Slide 15 - Tekstslide

welke meervoudsvormen zijn correct gespeld?
A
cowboys en ski's
B
cowboy's en skies

Slide 16 - Quizvraag

meervoud van een zn
  • Bij woorden die eindigen op een klinker, schrijf je een apostrof + s (’s) als je het woord anders verkeerd zou uitspreken:
    oma > oma’s
    radio > radio’s
    baby > baby’s

    maar:
    douche > douches
    spray > sprays

Slide 17 - Tekstslide

Leg eens uit...
waarom is het apenrots en apetrots?

Slide 18 - Open vraag

Leg eens uit...
waarom is het spinnenweb en spinnewiel?

Slide 19 - Open vraag

tussenletters
  • schrijf in een samenstelling een -s als je die hoort of in vergelijkbare woorden hoort: stationsstraat (ook stationsplein)
  • schrijf tussen -n als het linkerdeel van de samenstelling een meervoud op -en heeft; boekenkast, plankenkoorts.

Slide 20 - Tekstslide

uitzonderingen, linkderdeel
  • geen zelfstandig naamwoord (spinnewiel) 
  • geen meervoud (tarwegras, rijstebrij)
  • meervoud op -s of -n én -s (groentesoep)
  • versterkende functie (beresterk)
  • uniek (Koninginnedag)

Slide 21 - Tekstslide

aan de slag
volledige uitleg tussenletters ook te lezen in je lesboekje op pagina 31 -33.
Lekker verder met je eigen planner.

Slide 22 - Tekstslide