4.4Molariteit

4.3 Molariteit 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.3 Molariteit 

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  • Uitleg molariteit 



Slide 2 - Tekstslide

In een volle pot thee doet Harm 6 suikerklontjes. Hij verdeelt de pot thee over 6 kopjes.

Wat kun je zeggen over de HOEVEELHEID suiker in elk kopje?
A
De hoeveelheid suiker is in 1 kopje MINDER dan in de pot thee.
B
De hoeveelheid suiker is in 1 kopje HETZELFDE als in de pot thee.
C
De hoeveelheid suiker is in 1 kopje MEER dan in de pot thee.

Slide 3 - Quizvraag

In een volle pot thee doet Harm 6 suikerklontjes. Hij verdeelt de pot thee over 6 kopjes.

Wat kun je zeggen over de CONCENTRATIE suiker in elk kopje?
A
De concentratie suiker is in 1 kopje LAGER dan in de pot thee.
B
De concentratie suiker is in 1 kopje HETZELFDE als in de pot thee.
C
De concentratie suiker is in 1 kopje HOGER dan in de pot thee.

Slide 4 - Quizvraag

Concentratie
  • Hoeveelheid stof die aanwezig is in een bepaald volume.
  • In oplossingen of gasmengsels.
  • Eenheid bijv. gram per liter (g/L) of mol per liter (mol/L).
  • Molariteit (M)= concentratie in mol/L

mM = millimolair = millimol per liter



Slide 5 - Tekstslide

Molariteit

  • Molariteit (M) = aantal mol (n) / volume in L (V)
  • Eenheid = mol/L = mol L-1 (mol per liter) = M (molair)
  • Zowel het symbool voor molaire massa als molariteit is beiden hoofdletter M. 




Slide 6 - Tekstslide

Molariteit

  • De notatie [formule] wordt gebruikt om de molariteit van een oplossing aan te geven.
  • Bijv. [H+]=0,10 M
  • Hier staat: de concentratie/molariteit van H+ ionen is 0,10 mol per liter oplossing.
  • Je zegt ook wel: de concentratie is 0,10 molair.



Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeldopgave 1
Er wordt 2,0 gram glucose (C6H12O6) opgelost in 100 mL water. Bereken de molariteit van deze oplossing.

Antwoord
Molaire massa (M) = 180,16 g/mol
n = m/M = 2,0 g / 180,16 g/mol = 0,011 mol
V = 100 mL = 0,100 L
[C6H12O6]=n/V=0,011 mol / 0,100 L = 0,11 mol/L of 0,11 M

Slide 10 - Tekstslide

Even oefenen
Er wordt 5,00 gram azijnzuur (CH3COOH) opgelost in 250 mL water. Bereken de molariteit van deze oplossing.


Slide 11 - Tekstslide

Even oefenen
Er wordt 5,00 gram azijnzuur (CH3COOH) opgelost in 250 mL water. Bereken de molariteit van deze oplossing.

Antwoord
n = 5,00 g / 60,053 g/mol = 0,083 mol
[CH3COOH] = 0,083 mol / 0,250 L = 0,33 mol/L (of 0,33 M)


Slide 12 - Tekstslide

Deze les
  • Uitleg molariteit 



Slide 13 - Tekstslide