H7.7 en 7.8 Voedselproductie en energie

Thema 7 Ecologie en Milieu
Basisstof 7 Voedselproductie
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 7 Ecologie en Milieu
Basisstof 7 Voedselproductie

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Leerdoelen
1. Je kent manieren waarop een optimale productie van voedsel wordt verkregen
2. Je kent oorzaken en gevolgen van eutrofiëring van water en mogelijke oplossing daarvoor

Slide 3 - Tekstslide

Voedselproductie
  • Onze voedselproductie is relatief sneller dan onze bevolkingsgroei
  • Om onze bevolking van genoeg eten te voorzien is de manier van voedselproductie enorm efficient
  • Grote akkers met monoculturen en grote bedrijven met intensieve veehouderijen zorgen voor een enorme voedselproductie.

Slide 4 - Tekstslide

Voedselproductie
Om de voedselproductie zo efficient mogelijk te maken proberen boeren invloed te hebben op de abiotische en biotische factoren

Abiotische factoren:
  • Mest
  • Extra CO2
  • Kassen
Biotische factoren:
  • Bestrijding van ongedierte

Slide 5 - Tekstslide

Bescherming:
Chemische bestrijdingsmiddellen

Boeren maken vaak gebruik van pesticiden om hun gewassen te beschermen tegen insecten

Er zijn 2 verschillende soorten insecticiden:
  • Niet-soort specifiek (dood alle insecten)
  • Soortspecifiek (dood één specifieke soort)

Slide 6 - Tekstslide

Probleem insecticiden: resistentie

Slide 7 - Tekstslide

Probleem pesticiden: Accumulatie
Sommige pesticiden zijn persistent: kan niet of zeer langzaam natuurlijk worden afgebroken

De pesticiden hopen op door de voedselketen heen: Accumulatie

De biomassa neemt af in ieder trofisch niveau, maar de hoeveelheid pesticide blijft gelijk.
Toppredator krijgt hierdoor teveel pesticide binnenen kan ziek worden.

Slide 8 - Tekstslide

biologische bestrijding  
* natuurlijke vijanden
- sluipwesp 
- lieveheersbeestje
* lokken met geuren
* vruchtwisseling (wisselteelt)

Slide 9 - Tekstslide

Bemesting
Planten hebben mineralen nodig:
  • nitraat
  • fosfaat
  • sulfaat
  • natrium
  • kalium
  • calcium

Mineralen verdwijnen uit de grond door uitspoeling, waarbij mineralen wegzakken met regenwater naar diepere lagen in de bodem.
Om de grond weer van genoeg mineralen te voorzien gebruiken boeren kunstmest of stalmest. Bij meer mest dan de planten op kunnen nemen is er sprake van overbemesting.

Slide 10 - Tekstslide

Eutrofiëring
Overbemesting kan leiden tot eutrofiëring van oppervlaktewater. 

Een deel van de mest spoelt met regen van het land af en komt terecht in oppervlaktewater.

De hoeveelheid mineralen in het oppervlaktewater neemt sterk toe






Slide 11 - Tekstslide

Stappen van eutrofiëring
1. Er is eutrofiëring: teveel mineralen in het water
2. Door deze mineralen kunnen algen snel vermenigvuldigen: waterbloei
3. De laag algen blokkeert de doorgang van zonlicht naar planten op de bodem, waardoor de bodemplanten niet aan fotosynthese kunnen doen. 
4. De bodemplanten gaan dood en worden afgebroken door reducenten, die hierbij zuurstof verbruiken
5. Zonder zuurstof gaan de vissen ook dood. 

Slide 12 - Tekstslide

eutrofiëring    hoeveelheid mineralen in het water                                     neemt sterk toe            waterbloei

Slide 13 - Tekstslide

waterbloei sterke algengroei 
                        in het water
sterfte                reducenten ruimen op
zuurstofarm water                 sterfte

Slide 14 - Tekstslide

Veredelen en fokken
Om voedselproductie te verhogen selecteren boeren de planten met de hoogste productie en planten die onderling verder voort. Dit noemen we veredelen (bij planten) en fokken (bij dieren).

Veredelen en fokken worden ook gebruikt om genetische eigenschappen van organismen te veranderen. 


Slide 15 - Tekstslide

Een teler heeft last van bladluis op zijn gewas. Hij zet lieveheersbeestjes in om de bladluizen op te eten. Dit is een voorbeeld van?
A
Vruchtwisseling
B
Accumulatie
C
Biologische bestrijding
D
Bio industrie

Slide 16 - Quizvraag

Welke groep organismen in de bodem breken organische stoffen af en zetten deze om in anorganische stoffen?

Slide 17 - Open vraag

Noem een aantal eigenschappen waarop een boer planten kan selecteren om de opbrengst te verhogen.

Slide 18 - Open vraag

Sterke toename van mineralen in het water
Een sterke algengroei in het water
Het selecteren op gunstige eigenschappen en onderling voortplanten van planten
Het ophopen van gifstoffen door de voedselketen
Vorm van bestrijding waarbij gebruik wordt gemaakt van natuurlijke vijanden
Zet de begrippen op de juiste plaats in de tabel.
Veredelen
Eutrofiëring
Waterbloei
Biologische bestrijding
Accumulatie

Slide 19 - Sleepvraag

Welk proces zie je in de afbeelding?
A
accumulatie
B
resistentie
C
assimilatie
D
fotosynthese

Slide 20 - Quizvraag

Wat is resistentie?
A
Het ongevoelig worden van een gewas voor een ziekteverwekker
B
het overgevoelig worden van een gewas voor een ziekteverwekker
C
Het overgevoelig worden van een ziekteverwekker voor bepaalde bestrijdingsmiddelen
D
Het ongevoelig worden van een ziekteverwekker voor bepaalde bestrijdingsmiddelen

Slide 21 - Quizvraag

In de loop van jaren treedt in een bepaald meer eutrofiëring op. Hierdoor nemen cyanobacteriën en algen sterk in aantal toe ten koste van vele onderwaterplanten, met als gevolg dat het water troebel wordt. Noem twee activiteiten van de mens die tot eutrofiëring leiden.

Slide 22 - Open vraag

Waarom neemt door eutrofiëring de biodiversiteit in een ecosysteem af? Geef twee redenen.
voor meer info lees vraag 39 in het examen!

Slide 23 - Open vraag

Leg het verschil uit tussen veredeling en genetische modificatie.

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

Leg uit dat het middel voor runderen niet dodelijk is en voor gieren wel.

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Overmatige aanvoer van stikstofverbindingen leidt tot sterke algengroei. Door deze sterke algengroei ontstaat een zuurstoftekort in het water.
Hoe ontstaat dit zuurstoftekort?
A
De algen maken alle zuurstof op met dissimilatie
B
De algen maken alle zuurstof op met assimilatie
C
Bacteriën maken alle zuurstof op met dissimilatie
D
Bacteriën maken alle zuurstof op met assimilatie

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Video

Wat vind je van de speech van Greta?
A
Ben zelf niet zo met het klimaat bezig.
B
Ik ben het helemaal eens!
C
Beetje overdreven gebracht.
D
Het heeft geen zin om er iets aan te doen. Het is een natuurlijk proces.

Slide 30 - Quizvraag

LEERDOELEN

3. Je kent de oorzaken en gevolgen van de  klimaatverandering en mogelijke oplossingen daarvoor

4. Je kunt het verschil tussen het broeikaseffect en het versterkt broeikaseffect uitleggen


Slide 31 - Tekstslide

broeikaseffect net als een broeikas houden de gassen in de atmosfeer de                                        warmte vast van de zonnestraling

Slide 32 - Tekstslide

Noem een verschil tussen het natuurlijke broeikaseffect en het versterkt broeikaseffect.

Slide 33 - Open vraag

broeikaseffect
versterkt broeikaseffect

Slide 34 - Tekstslide

Geef de formule van een stof die een bijdrage levert aan het versterkt broeikaseffect.

Slide 35 - Open vraag

broeikasgassen: natuurlijk proces?

Slide 36 - Tekstslide

Leg uit waardoor het gebruik van fossiele brandstof wel bijdraagt aan het versterkt broeikaseffect en het gebruik van bio-ethanol uit planten niet. (2p)

Slide 37 - Open vraag

Behalve het feit dat verbranding van fossiele brandstoffen zorgt voor een versterkt broeikaseffect, zijn er ook nog andere nadelen van het gebruik van fossiele brandstoffen.
Noteer een ander nadeel.

Slide 38 - Open vraag

oorzaken (versterkt) broeikaseffect
invloed van de mens                           broeikasgassen
uitstoot fabrieken en auto's            CO2 koolstofdioxide    
koeien + permafrost                            CH4 methaan                  
meer verdamping                                 H20 (g) waterdamp         

Slide 39 - Tekstslide

Noem drie gevolgen van het versterkt broeikaseffect.

Slide 40 - Open vraag

Het weer wordt extremer

Slide 41 - Tekstslide

gevolgen versterkt broeikaseffect
  • klimaatverandering: stijging gemiddelde temperatuur leidt tot woestijnvorming
  • klimaatzones schuiven op 
  • extremer weer: hittegolven, orkanen, meer verdamping leidt tot meer neerslag
  • stijging van de zeespiegel: zeewater zet uit, gletsjers en poolijs smelten               

Slide 42 - Tekstslide

Welke oplossingen ken je tegen het versterken van het broeikaseffect?

Slide 43 - Open vraag

Hoe zou je van woestijnen weer tropische regenwouden kunnen maken?
A
Door er pionierplanten te planten en de grond vast te leggen
B
Door er bomen te planten
C
Door de grond te bemesten
D
Door er veel water te storten

Slide 44 - Quizvraag

Heb je de volgende leerdoelen behaald/ begrepen?
1. Je kent manieren waarop een optimale productie van voedsel wordt verkregen
2. Je kent oorzaken en gevolgen van eutrofiëring van water en mogelijke oplossing daarvoor
3. Je kent de oorzaken en gevolgen van de klimaatverandering en mogelijke oplossingen daarvoor
4. Je kunt het verschil tussen het broeikaseffect en het versterkt broeikaseffect uitleggen

😒🙁😐🙂😃

Slide 45 - Poll

Slide 46 - Video

Slide 47 - Video

Huiswerk
Maken inzichtopdrachten bs 7 en 8

Slide 48 - Tekstslide