Grammatica - zinsontleden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Zinsontleden 

'He Bert, hoor je mij wel?'
De aangesproken persoon in deze zin is:

1. Bert
2. He Bert
3. mij
4. je

Wat is het gezegde in deze zin:
'Leg dat eens even wat beter uit!'

1. Leg
2. Leg uit
3. Leg eens uit
4. Leg beter uit

'Morgen ben ik jarig'.
Hoe noemen we het zinsdeel 'Morgen' in deze zin? Geef de afkorting.

Mevrouw Jansen informeert naar de cijfers van haar mentorklas.
Wat is het vzv?

'Morgen schijnt de zon!'
nwg of wwg?

Hoeveel weken zit jij al op school?
Wat zijn de BWB's in deze zin?

1. al op school
2. op school
3. Hoeveel weken
4. Al, op school, hoeveel weken

'Mijn buurvrouw heeft een lieve hond'.
Wat is het lijdend voorwerp?

1. Mijn buurvrouw
2. hond
3. heeft
4. een lieve hond

Bedenk een zin met een vzv.

Ik heb mijn oude boeken aan mijn jongere broertje gegeven.
Wat is het meewerkend voorwerp?

1. aan mijn jongere broertje
2. broertje
3. mijn jongere broertje
4. jongere broertje

Elke donderdagavond eten mijn moeder en ik sushi op de bank.
Hoeveel bijwoordelijke bepalingen staan er in deze zin?

1. 0
2. 1
3. 2
4. 3

'Ik ben echt helemaal klaar met grammatica'.
wwg of nwg?

1. wwg
2. allebei
3. nwg
4. Geen idee

Waar of niet waar:
Als het werkwoord 'zijn' in de zin staat, heb je altijd te maken met een nwg.