2.1 Moleculen en atomen (les 5)

H2 Chemische reacties

H2.1 Moleculen en atomen les 4

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H2 Chemische reacties

H2.1 Moleculen en atomen les 4

Slide 1 - Tekstslide

de juiste symbolen van de atoomsoorten zink, calcium en broom zijn:
A
Zn, Ca, B
B
Zn, C, B
C
Zn, C, Br
D
Zn, Ca, Br

Slide 2 - Quizvraag

de juiste symbolen van de atoomsoorten stikstof, fosfor en tin zijn:
A
N, P en Sn
B
N, F en Ti
C
S, P en Ti
D
S, F en Sn

Slide 3 - Quizvraag

de juiste symbolen van de atoomsoorten cadmium, lood en kwik zijn:
A
Ca, I, Hg
B
Cd, Pb, Hg
C
Ca, Pb, Ag
D
Cd, I, Ag

Slide 4 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Je kan de formule geven van een element.
  • Je kan de formule van een verbinding afleiden uit de systematische naam.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Molecuulformules lezen en begrijpen
Hoeveel atomen van welke soort zitten er in 1 molecuul
Wat is de molecuulformule van dit molecuul:

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de formule van het volgende molecuul:
A
NH3
B
N3H
C
N3H
D
3NH

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de formule van het volgende molecuul:
A
CO2
B
2CO
C
C2O
D
CO2

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de formule van het volgende molecuul:
A
C8H3
B
C3H8
C
C8H3
D
C3H8

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Een formule kan een molecuul aangeven (micro niveau) of een stof (macro niveau).
Hoe weet je wat er wordt bedoeld?

Slide 14 - Tekstslide

micro


een watermolecuul heeft de formule 
H2O
macro


de stof water heeft de formule
H2O (l)

(l) is een faseaanduiding

Slide 15 - Tekstslide

micro

een suikermolecuul heeft de formule
C12H22O11
macro

de stof suiker heeft de formule
C12H22O11 (s)

Slide 16 - Tekstslide

micro

een koolstofatoom heeft de formule 
C
macro

de stof koolstof heeft de formule
C (s)
C

Slide 17 - Tekstslide

micro

een koperatoom heeft de formule Cu
macro

de stof koper heeft de formule Cu (s)
Cu

Slide 18 - Tekstslide

Aan de moleculen kan je ook zien of het gaat om een element,  een verbinding of een mengsel.
Element
Verbinding

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Verbinding
Element
C (s)
Fe (s)
P (s)
Cl2 (g)
He (g)
H2 (g)
O2 (g)
H2O(l)
CO2 (g)
HBr (g)
SCl2 (g)
C3H8 (g)
NH3 (g)

Slide 21 - Sleepvraag



Meestal:  
symbool met tussen haakjes de fase van de stof

voorbeelden:

Cu (s)              Fe (s)                C(s)


Let op: er zijn 7 elementen die bestaan uit moleculen met twee atomen.
Cl
Cl
F
F
N
N
H
H
O
O
I
I
Br
Br
Hoe maak je de formule van een element?

Slide 22 - Tekstslide





chloor          Cl2 (g)          Clara
fluor              F2 (g)           Fietst
stikstof        N2  (g)         Naar
waterstof    H2  (g)        Haar
zuurstof      O2  (g)         Oma
jood               I2  (s)           In
broom          Br2  (l)         Breda
Cl
Cl
F
F
N
N
H
H
O
O
I
I
Br
Br
ezelsbruggetje
Formules van de zeven  elementen die uit twee atomen bestaan. 

Slide 23 - Tekstslide

Formules van elementen
Samenvatting
De namen en formules uit deze tabel moet je uit je hoofd leren!

Slide 24 - Tekstslide

Namen van verbindingen
  • triviale namen  =                             H2.1 TABEL 3 
 je kunt aan de naam niet zien welke atomen erin zitten                                   
LEER UIT JE HOOFD

Slide 25 - Tekstslide

Namen van verbindingen
 systematische namen                      H2.1 TABEL 4
1. je ziet welke atomen erin zitten >  ...ide                       
LEER UIT JE HOOFD

Slide 26 - Tekstslide

Namen van verbindingen
 systematische namen                      H2.1 TABEL 5
1. je ziet welke atomen erin zitten >  ...ide  
2. je ziet hoeveel atomen erin zitten > telwoord                     
LEER UIT JE HOOFD

Slide 27 - Tekstslide

voorbeeld
1. je ziet welke atomen erin zitten >  ...ide      
  • CuO = koperatomen en zuurstofatomen > koperoxide
  • AgBr = zilveratomen en broomatomen > ................
  • uit welke atomen bestaat ijzersulfide? 

Slide 28 - Tekstslide

voorbeeld
 2. je ziet hoeveel atomen erin zitten > telwoorden  
  • N2O4 = 2x stikstofatoom + 4x zuurstofatoom 
  •                                  distikstoftetraoxide

Slide 29 - Tekstslide

LET OP:
               N2O4                   = 2x stikstofatoom + 4x zuurstofatoom 
                                  

               distikstoftetraoxide
N2O4
de index staat ACHTER het atoom in de formule
een telwoord staat VOOR het atoom in de naam

Slide 30 - Tekstslide

Formules van verbindingen
Enkele veelvoorkomende stoffen hebben naast een systematische naam ook nog een alledaagse, triviale naam. Zo noem je H2O meestal water en niet diwaterstofoxide.


Leer deze namen en formules uit je hoofd:


Slide 31 - Tekstslide

De formule of de naam afleiden van 
een verbinding
Er zijn miljarden stoffen met moleculen die uit twee of meer atoomsoorten bestaan. Het is niet handig daar allemaal losse namen voor te hebben.

Scheikundigen geven daarom een systematische naam aan moleculen van ontleedbare stoffen. Over de hele wereld worden daar dezelfde regels voor gebruikt.

Slide 32 - Tekstslide

De formule van een verbinding afleiden uit de systematische naam 
Voorbeeld:



Je ziet dat in de systematische naam 
Griekse telwoorden gebruikt. 
De eerste acht moet je kennen: 

Slide 33 - Tekstslide

De formule van een verbinding afleiden uit de systematische naam. 

Stappenplan:
  1. Noteer de symbolen van de atoomsoorten in de naam
  2. Zet de nummers van de Griekse telwoorden, die in de naam voor de atoomsoort staan, achter het symbool van deze atoomsoort. Noteer de nummers als index.
  3. De laatste lettergreep van de naam is vaak -de.
  4. Zet de fase achter de formule.


Slide 34 - Tekstslide

Wat is de formule van Stikstofdioxide
A
NO2
B
N2O
C
NO
D
NO2

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de formule van Zwaveldichloride
A
SCl
B
S2Cl
C
SCl2
D
S2Cl

Slide 36 - Quizvraag

Wat is de structuur van Fosforpentabromide
A
F5Br
B
PBr5
C
FBr5
D
P5Br

Slide 37 - Quizvraag

De systematische naam geven bij een formule
Stappenplan:
  1. Noteer de namen van de symbolen met ruimte om er een telwoord voor te schrijven.
  2. Noteer het Griekse telwoord van elke index voor de bijbehorende atoomsoort. Van de telwoorden tetra, penta en hexa mag je de laatste a weglaten. 
  3. Zet de uitgang -de achter de laatste atoomsoort. 

Slide 38 - Tekstslide

Wat is de systematische naam van
S2O2
A
Dizwaveldioxide
B
Dizwaveldizuurstof
C
Zwaveldioxide
D
Zwavelzuurstof

Slide 39 - Quizvraag

Wat is de systematische naam van
NF3
A
Stikstoffluoride
B
Stikstofdifluoride
C
Tristikstoffluoride
D
Stikstoftrifluoride

Slide 40 - Quizvraag

Formules van verbindingen 
Samenvatting. 
Leer de Griekse telwoorden uit je hoofd.

Voorbeelden van systematische namen:

Slide 41 - Tekstslide

Deze les geleerd

  • element = een molecuul dat bestaat uit één atoomsoort.
  • verbinding = een molecuul dat bestaat uit meerdere atoomsoorten. 
  • Je kan de formule geven van een een element.
  • Je kan de formule van een verbinding afleiden uit de systematische naam.

Slide 42 - Tekstslide

eigen werk
leer uit je hoofd: tabel 1 tm 5 van H2.1
maak: H2.1 opgave 5 tm 8 in je boek (niet online)
kijk na (ELO > studiewijzer > scheikunde)

Slide 43 - Tekstslide

Schrijf 2 dingen op die je deze les geleerd hebt

Slide 44 - Open vraag

Schrijf 1 of 2 dingen op die je deze les nog niet zo goed begrepen hebt

Slide 45 - Open vraag