5H 2223 uitwerken Titraties

5HAVO
Uitwerken
Titratie
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

5HAVO
Uitwerken
Titratie

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
Uitwerken titratie van een oplossing met een onbekende concentratie natronloog met behulp van zoutzuur.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert hoe een zuurbase titratie werkt;
  • Je leert om berekeningen uit te voeren met gegevens uit een titratie-experiment.

Slide 3 - Tekstslide

titratie
een titratie is een analysemethode om de molariteit van een bekende stof te bepalen

Slide 4 - Tekstslide

Titratie
  • Kwantitatieve analysemethode.
  • Veel toegepast bij zuurbase reacties.

  • Erlenmeyer met oplossing met onbekende concentratie.
  • Buret met oplossing met bekende concentratie.
  • Bij volledige reactie is er kleuromslag door indicator.
  • Met berekening wordt onbekende concentratie bepaald.

Slide 5 - Tekstslide

Omslagpunt (equivalentiepunt)
  • Op school meestal bepaald door kleuromslag van indicator.
  • In bedrijven meestal met pH-meter (nauwkeuriger).
  • In titratiecurve is het omslagpunt nauwkeurig af te lezen.

Slide 6 - Tekstslide

Titratie berekeningen (stappenplan)
  1. Noteer de reactievergelijking.
  2. Bereken aantal mol toegevoegde stof (liter x molariteit)
  3. Bereken aantal mol gereageerde stof (met de molverhouding)
  4. Bereken de molariteit van de gereageerde stof (naar mol/L)

Slide 7 - Tekstslide

Over naar de titratie van zoutzuur met natronloog
Deze titratie heb je zelf uitgevoerd in de sk-les.

Slide 8 - Tekstslide

plaats de tekst op de juiste plek in de tekening
De opstelling. de molariteit van een een onbekende hoeveelheid natronloog wordt bepaald met een titratie met zoutzuur
zoutzuur
natronloog
buret
pH indicator
nauwkeurig tovoegen
bekende molariteit
onbekende molariteit

Slide 9 - Sleepvraag

Je hebt methylrood gebruikt als pH indicator. Wat zou de kleur van de oplossing worden als natronloog precies volledig met zoutzuur heeft gereageerd?
A
geel
B
oranje
C
rood
D
paars

Slide 10 - Quizvraag

Uitleg
methylrood heeft een omslagtraject van pH 4.8 - 6.0 (Binas 52A). Het is geel bij pH boven de 6.0 (basisch: OH-) en rood onder de pH 4.8. 
Als al het natronloog weg is gereageerd, dan is de oplossing "niet meer basisch" geworden (pH ~ 7) en is de kleur tussen geel en rood in. 
Als de oplossing nog zuurder wordt (lager pH, onder de 4.8), dan wordt deze rood.

Slide 11 - Tekstslide

wat is hier
de juiste stand?
A
2.2 mL
B
2.3 mL
C
3.7 mL
D
3.8 mL

Slide 12 - Quizvraag

buret aflezen
je leest af aan de 
ONDERKANT van de bolling 
(=meniscus) van de vloeistof.
Deze zit op 2,3 mL.

Slide 13 - Tekstslide

In de erlenmeyer zat natronloog. De juiste notatie voor natronloog is:
A
NaCl (s)
B
Na (aq) + OH (aq)
C
Na⁺ (aq) + OH⁻ (aq)
D
Cl⁺ (aq) + OH⁻ (aq)

Slide 14 - Quizvraag

In de buret zat zoutzuur. De juiste notatie voor zoutzuur is:
A
HCl (aq)
B
H (aq) + Cl (aq)
C
H₃O⁺ (aq) + Cl⁻ (aq)
D
H⁺ (aq) + Cl⁻ (aq)

Slide 15 - Quizvraag

natronloog en zoutzuur
Natronloog is de oplossing van NaOH in water (zout, lost goed op) en dat moet je zo opschrijven: Na⁺ + OH⁻

Zoutzuur is de oplossing van HCl in water.
Omdat HCl een zuur is, splitst het H⁺ af : HCl + H₂O → H₃O⁺ + Cl⁻
en is de juiste notatie: voor zoutzuur: H₃O + Cl⁻

PS: Je mag ook alleen H⁺  gebruiken: H⁺ (aq) + Cl⁻ (aq)

Slide 16 - Tekstslide

de reactie die optreedt als je zoutzuur bij natronloog druppelt, is
A
Na⁺ + OH⁻ + H₃O⁺ + Cl⁻
B
NaOH + HCl
C
H₃O⁺ + OH⁻
D
Na⁺ + Cl⁻

Slide 17 - Quizvraag

reactievergelijking
Na⁺ + OH⁻ + H₃O⁺ + Cl⁻ zijn allemaal aanwezig in je bekerglas.
Als zoutzuur met natronloog reageert
reageert een zuur met een base, dus :
H₃O⁺ + OH⁻ → 2 H₂O 
(H⁺ + OH⁻ → H₂O is ook goed)

Na⁺ en Cl⁻ zijn tribune-ionen en staan niet in de vergelijking
H⁺ of H₃O⁺
H⁺ of H₃O⁺ mogen beiden gebruikt worden.
Let wel op dat de vergelijking kloppend blijft!

Slide 18 - Tekstslide

Stel: Als de kleur van de indicator omslaat, heeft er precies 12.5 mL van de 0,10 M natronloog toegevoegd. Hoeveel mol H3O+ heeft dan gereageerd?
mol
0.065
...
L
1
...
A
0.065 x 0.00125 = 0.00008125 mol
B
0.065 x 0.0125 = 0.0008125 mol
C
0.065/0.00125 = 52 mmol
D
0.065/0.0125 = 5.2 mol

Slide 19 - Quizvraag

Toelichting: aantal mol uitrekenen
mol = molariteit x Liter
of:



x = 0.065 x 0.0125 = 0.0008125 mol = 0.81 mmol 
mol
0.065
x
L
1
0.0125

Slide 20 - Tekstslide

Er zat 10,0 mL natronloog in de erlenmeyer.
Er heeft 0.0008125 mol H₃O⁺ gereageerd.
Hoeveel mol OH⁻ heeft dan gereageerd?
A
1:1 dus ook 0.0008125 mol
B
0.0008125/0.010 dus 0.08125mol

Slide 21 - Quizvraag

Toelichting: gebruik de reactievergelijking
 H₃O⁺ + OH⁻ → 2 H₂O 
      1      :        1        :     2          

Er heeft 0.0008125 mol H₃O⁺   gereageerd, dus er heeft 
ook 0.0008125 mol  OH⁻   gereageerd (want 1:1) 

Slide 22 - Tekstslide

Er zat 10,0 mL natronloog in de erlenmeyer.
Er heeft 0.0008125 mol natronloog
gereageerd. Wat was de
molariteit van het zoutzuur?
mol
0.0008125 
...
L
...
1
A
0.0008125 x 100 = 0.08125 M
B
0.0008125 / 100 = 0.000008125 M

Slide 23 - Quizvraag

Toelichting: van mol naar molariteit
Er zat 10,0 mL natronloog in de erlenmeyer. Er heeft 0.00125 mol natronloog gereageerd. Wat was de molariteit van het natronloog?
Molariteit is mol/L dus vul de verhoudingstabel goed in:



x = 0.0008125 / 0,010 = 0.08125 mol/L
of : 0.0008125 * 100 = 0.08125 mol/L
mol
0.0008125 
...
L
...
...

Slide 24 - Tekstslide

als er 0.0008125 mol/L natronloog was
was er dus 0.0008125 mol/L [OH⁻].
Wat was dan de pH van die oplossing?
A
10^-0.0008125 = 0.998
B
-log(0.0008125 )= 3.09
C
14.0-0.998 = 13.0
D
14.0-3.09 = 10.9

Slide 25 - Quizvraag

Ik denk dat ik de proef van de titratie goed heb begrepen!
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Ik denk dat ik de sommetjes van de titratie goed heb begrepen!
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll