Woorden als 'erop', 'hierdoor' en 'daarvan' schrijf je aan elkaar.
Woorden die een combinatie van twee voorzetsels (bovenop) of een voorzetsel en een bijwoord (waarin) schrijf je aan elkaar als er geen zelfstandig naamwoord of persoonlijk voornaamwoord achter staat.
Dus:
Het papier ligt bovenop.
Toen ik viel, lag mijn fiets boven op mij.