Dida - taal - OA - jaar 2 - les 4

Les 8. Stellen, spellen, zaakvakken & Engels
OA - jaar 2 - dida - taal


1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Les 8. Stellen, spellen, zaakvakken & Engels
OA - jaar 2 - dida - taal


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak pen en papier en noteer..
1.
2.
3.

Slide 2 - Open vraag

1. anderhalvemeterknuffel
2. zelfquarantaine 
3. lockdownkilo's
Lessenserie
1. Algemene taalontwikkeling
2. Interactief taalonderwijs
3. NT2 
4. Woordenschat
5. Geletterdheid
6. Lezen 
7. Schrijven
8. Zaakvakken, Engels & Diagn. toets

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma

  • Dicteetje & opfrisvragen
  • Theorie 3.7 - leren schrijven
  • Theorie 3.7 - leren spellen
  • Pauze
  • Theorie 3.8
  • Opdracht
  • Afronding

Complimenten voor de huiswerktoppers! 
Antwoorden komen in de les ook terug. 


Doelen

Aan het eind van de les weet je hoe:
  • je kinderen op een juiste manier kunt helpen bij het leren schrijven (stellen);
  • het systeem van onze spelling is opgebouwd en kun je hier voorbeelden bij geven;
  • weet je hoe zaakvakken en taal gecombineerd worden en hoe Engels op school wordt aangeboden.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Welk principe is geen principe van de Nederlandse spelling?
A
Fonologisch principe
B
Semantisch principe
C
Morfologisch principe
D
Etymologisch principe

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Juf Marja laat de kinderen uit haar klas het woordje 't - a - k'
hardop samenvoegen tot 'tak' al luisterend.

Welke vaardigheid wordt geoefend?
A
Auditieve discriminatie
B
Auditieve synthese
C
Temporeel ordenen
D
Auditieve analyse

Slide 6 - Quizvraag

Zit ook een stukje temporeel ordenen in: volgorde onthouden

3.

Meester Yasin geeft de kinderen de opdracht op een vakantieverhaal te schrijven. Ze mogen meteen beginnen.

Wat zijn de kinderen aan het doen?
A
Denkend schrijven
B
Vertellend schrijven

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4. Welk woord is gespeld volgens het syllabisch principe?
A
duidelijk
B
verhaal
C
kleinste
D
veter

Slide 8 - Quizvraag

Verenkelingsregel (ve -- ter) 
5. Welk woord is klankzuiver (fonologisch principe)?
A
mooi
B
takken
C
beer
D
bal

Slide 9 - Quizvraag

bir 
mooj
takun 

BAL is precies zoals je t hoort. 

6.  Wat hoort bij elkaar?
klank
letter
grafeem
foneem

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb jij in jouw groep gezien van het schrijfonderwijs?

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Schrijfonderwijs

Fasen schrijven
  1. Het tekenen
  2. Krabbelen
  3. Ketens letterachtige vormen of letters
  4. Het gebruik van een of enkele letters voor het hele woord
  5. Invented spelling (fonetisch)
Schrijfstrategieën

vertellend schrijven
  • 'praten op papier'
  • meteen beginnen
  • onderwerp waar je al veel van weet
  • alleen taalgebruik corrigeren 

denkend schrijven

  • eerst opdracht analyseren, schrijfwerk voorbereiden 
  • alle taalaspecten corrigeren

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef een tip hoe je kinderen goed kunt begeleiden bij het schrijven en/of schrijfplezier kunt bevorderen

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Stelvaardigheden (denkend schrijven)
  1. Bepalen doel, publiek, tekstsoort
  2. Verzamelen, selecteren en ordenen inhoud
  3. Structureren van de tekst
  4. Formuleren
  5. Reviseren
  6. Verzorgen van de tekst

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijfdidactiek
  • Aanleren van schrijfvaardigheden (gerichte instructie)
  • Feedback geven
  • Verschillende teksten
  • 'Ondergeschoven kindje'
  • Combineer het met andere vakken (zaakvakken zoals IPC)
  • Laat ze schrijven over een ervaring/interesses

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Uit de praktijk: de Taalronde



'Iemand die ik bewonder' (7/8)  








'De keer dat ik iemand geholpen heb' (3)  
Vanuit een ervaring spreken -> schriftelijk

Stappen
  1. Kring vormen
  2. Introductie van het onderwerp
  3. Vertelronde
  4. Lijstjes schrijven
  5. Tweetalgesprekken
  6. Tekst schrijven
  7. Voorlezen
  8. (8. Vervolg: ‘tekstbespreking’)

(van Norden, 2018)

Slide 17 - Tekstslide

Denk aan de startopdracht van deze week
Noem een thema/onderwerp van een taalronde

Slide 18 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Stelling; een goede tekst mag geen spelfouten hebben.
Ben je het hier mee eens of oneens en beargumenteer je mening.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Grondregels spellingssysteem NL


  • Fonologisch principe (we gaan uit van spraakklanken iedere foneem (klank) wordt weergegeven door een grafeem (letter). Je schrijft het zoals je het zegt.

  • Morfologisch principe (we gaan niet uit van de klank van een woord, maar van de vorm van een woord)
        - Regel van gelijkvormigheid (hoe klinkt een woord als je het langer maakt?) hond, honden
        - Regel van de overeenkomst (opbouw van een woord wordt in spelling duidelijk) hij vindt, hij loopt

  • Etymologisch principe (herkomst bepaalt schrijfwijze) - woorden met ij/ei & leenwoorden (garage)

  • Syllabisch principe (syllabe = klankgroep) mo - len = moo-lun (verenkelingsregel, verdubbelingsregel (mollen)

Zie figuur 5 op blz. 123

Slide 20 - Tekstslide

Volgens de Woordenlijst Nederlandse Taal (het Groene Boekje) kent de Nederlandse spelling drie beginselen:
- Beginsel van de standaarduitspraak: we spellen een woord met de klanken die we horen in de standaarduitspraak van dat woord.
- Beginsel van de gelijkvormigheid: we spellen een woord of woorddeel zo veel mogelijk op dezelfde wijze.
- Beginsel van de etymologie: de spelling van een woord wordt soms bepaald door de herkomst.
Voor het spellingonderwijs zijn deze drie grondregels als volgt geparafraseerd en verder aangescherpt (Huizenga 2003):
Fonologisch principe
Het hoofdprincipe van de Nederlandse spelling. Elk foneem wordt door een apart grafeem weergegeven: je schrijft het woord zoals het klinkt.
Morfologisch principe
Daarnaast kennen we de regel van de gelijkvormigheid (je schrijft een woord/voor- achtervoegsel steeds op dezelfde manier: hond vanwege honden) en de regel van overeenkomst (als woorden op dezelfde manier worden gevormd, worden ze ook op dezelfde manier geschreven (grootte vanwege lengte).
Etymologisch principe
De geschiedenis van een woord is bepalend voor de schrijfwijze. We maken in onze schrijftaal verschil tussen ij en ei omdat er vroeger uitspraakverschillen bestonden.
Syllabisch principe
Syllabes of klankdelen van een woord zijn bepalend voor de spelling ervan. Eindigt een woorddeel op een lange klank, dan schrijf je die met één klinker, zoals in poot - poten (verenkelingsregel). Eindigt een woorddeel op een korte klank, dan volgen er twee medeklinkers, zoals in pot - potten (verdubbelingsregel).
Syllabisch principe - regels

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem een voorbeeld van het etymologisch principe

Slide 22 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Volgens welk principe is dit woord gespeld?
-- krant --
A
Morfologisch principe - regel van de gelijkvormigheid
B
Morfologisch principe - regel van de overeenkomst
C
Etymologisch principe
D
Syllabisch principe

Slide 23 - Quizvraag

krant - kranten
Opdracht 2. Zaakvakken en Engels

Geef antwoord op deze vragen
  1. Noem 4 soorten zaakvakken
  2. Met welke reden worden zaakvakken geïntegreerd aangeboden? Met welk vak? 
  3. Bedenk een voorbeeld van een geïntegreerde opdracht met de vakken taal en aardrijkskunde.  
  4. Waarom leren kinderen Engels? 
  5. Bedenk een activiteit die aansluit bij kerndoel 16 van de kerndoelen van Engels in het basisonderwijs.  
  6. Wat zijn de voornaamste verschillen tussen de kerndoelen van Engels in het basisonderwijs en die in het voortgezet onderwijs? 




timer
25:00

Slide 24 - Tekstslide

Volgens de Woordenlijst Nederlandse Taal (het Groene Boekje) kent de Nederlandse spelling drie beginselen:
- Beginsel van de standaarduitspraak: we spellen een woord met de klanken die we horen in de standaarduitspraak van dat woord.
- Beginsel van de gelijkvormigheid: we spellen een woord of woorddeel zo veel mogelijk op dezelfde wijze.
- Beginsel van de etymologie: de spelling van een woord wordt soms bepaald door de herkomst.
Voor het spellingonderwijs zijn deze drie grondregels als volgt geparafraseerd en verder aangescherpt (Huizenga 2003):
Fonologisch principe
Het hoofdprincipe van de Nederlandse spelling. Elk foneem wordt door een apart grafeem weergegeven: je schrijft het woord zoals het klinkt.
Morfologisch principe
Daarnaast kennen we de regel van de gelijkvormigheid (je schrijft een woord/voor- achtervoegsel steeds op dezelfde manier: hond vanwege honden) en de regel van overeenkomst (als woorden op dezelfde manier worden gevormd, worden ze ook op dezelfde manier geschreven (grootte vanwege lengte).
Etymologisch principe
De geschiedenis van een woord is bepalend voor de schrijfwijze. We maken in onze schrijftaal verschil tussen ij en ei omdat er vroeger uitspraakverschillen bestonden.
Syllabisch principe
Syllabes of klankdelen van een woord zijn bepalend voor de spelling ervan. Eindigt een woorddeel op een lange klank, dan schrijf je die met één klinker, zoals in poot - poten (verenkelingsregel). Eindigt een woorddeel op een korte klank, dan volgen er twee medeklinkers, zoals in pot - potten (verdubbelingsregel).
Vragen / onduidelijkheden?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze tip en top heb ik voor de lessen taaldidactiek

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies