Verbo Tener

1 / 3
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 5Leerroute 6

In deze les zitten 3 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

werkwoord: TENER
TENGO
IK HEB
TIENES
JIJ HEBT
TIENE
HIJ/ZIJ/U HEEFT
TENEMOS
WIJ HEBBEN
TENÉIS
JULLIE HEBBEN
TIENEN
ZIJ HEBBEN
TENER = HEBBEN

Slide 2 - Tekstslide

Tener
Tener = hebben

Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
Tengo
Tienes
Tiene
Tenemos
Tenéis
Tienen
1. Yo (tener) _______ 14 años.
2. Mis padres (tener) _______ 3 gatos.
3.Juan y tú (tener) _______ muchos amigos.

Slide 3 - Tekstslide