9,2 Hoe onveiligheid en criminaliteit ontstaan

9.2 Hoe onveiligheid en criminaliteit ontstaan 

  • Je kent de definitie van criminaliteit en kunt uitleggen waarom criminaliteit relatief is. 
  • Je kunt onderscheid maken tussen formele en informele sociale controle.
  • Je kent de verschillende theorieën van crimineel gedrag.  
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

9.2 Hoe onveiligheid en criminaliteit ontstaan 

  • Je kent de definitie van criminaliteit en kunt uitleggen waarom criminaliteit relatief is. 
  • Je kunt onderscheid maken tussen formele en informele sociale controle.
  • Je kent de verschillende theorieën van crimineel gedrag.  

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Link

22.00
Criminaliteit 
  • Criminaliteit is gedrag dat door de overheid wettelijk strafbaar is gesteld. 
  • Criminaliteit is relatief.  
  • Sociale controle is belangrijk voor de binding in de samenleving en kan zorgen voor het voorkomen van crimineel gedrag. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informele sociale controle

Groepsleden wijzen elkaar op de norm.
Formele sociale
 controle 

Mensen wijzen elkaar op de norm vanuit hun beroep/ functie.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom word je crimineel?
Hans komt op zijn 17e terecht in een jeugdbende en wordt twee jaar later veroordeeld voor drugshandel, diefstal en betrokkenheid bij een steekpartij. 
Wat is zijn levensverhaal?  


timer
2:00

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Criminologische theorieën
  • Gelegenheidstheorie & rationele keuzetheorie
  • Bindingstheorie
  • Anomietheorie
  • Etiketteringstheorie 
  • Aangeleerdgedrag (niet in het boek -> geen examenstof). 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rationele keuze theorie
Rationele keuzetheorie = een kosten-batenafweging maken voor gedrag. Wat levert het mij op, en wat kost het mij?


Hoe groot is de pakkans?
Wat levert de diefstal op?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gelegenheidstheorie
Het niveau van de criminaliteit wordt bepaald door de aanwezigheid van potentiële daders, de aanwezigheid van geschikte doelwitten en de afwezigheid van voldoende sociale bewaking.

Slide 8 - Tekstslide


p.173
Bindingstheorie
Sterke binding met een (sociale) groep (samenleving of eigen sociale kring) remt de neiging tot crimineel gedrag. De remming wordt verklaard door de kans op verlies van de bindingen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anomietheorie
Criminaliteit kan worden beïnvloedt door omgevingsfactoren (nurture). De sociale druk om algemeen aanvaarde doelen te bereiken leidt ertoe dat mensen de wetten kunnen gaan overtreden.


Kan je geen smartphone betalen, maar is het wel de norm om er een te hebben? Kans dat je er een steelt. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Etiketteringstheorie
Het idee dat iemand zich gaat gedragen naar het etiket dat op een bepaalde groep wordt geplakt.

 
Bijvoorbeeld: door racisme worden in Amerika zwarte Amerikanen sneller als crimineel bestempeld dan witte Amerikanen.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
  • Maak in tweetal de opdracht.
  • Klaar? Lever in!
  • Aan de slag met de weektaak:  Opdracht 7, Opdracht 9 (vanaf blz. 106). 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terug naar Hans
Welke criminologische theorie past het beste bij het levensverhaal dat jij voor Bart hebt bedacht? 

Leg uit waarom!
timer
2:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9.2 Hoe onveiligheid en criminaliteit ontstaan 

  • Je kent de definitie van criminaliteit en kunt uitleggen waarom criminaliteit relatief is. 
  • Je kunt onderscheid maken tussen formele en informele sociale controle.
  • Je kent de verschillende theorieën van crimineel gedrag.  

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling criminologische theorieën

  • Maak in tweetal de examenopgaven, doe dat zonder boek (typ ze uit).
  • Lever de opdracht via mentimeter in. 
  • Eerst opdracht 21, dan opdracht 20.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
  • Maak opdr. 7 en 9 (van paragraaf 9.2)
  • Klaar? Lees paragraaf 9.3

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies