Bij deze zelfstandige naamwoorden horen lidwoorden. Het ene zelfstandige naamwoord krijgt het als lidwoord, het andere zelfstandig naamwoord krijgt de als lidwoord.
Slide 9 - Tekstslide
Zelfstandige naamwoorden
mensen, dieren, dingen
Je moet weten of een zelfstandig naamwoord de of het als lidwoord krijgt, omdat je dan weet of je met 'deze, dit, die of dat' naar dit woord moet verwijzen.
Slide 10 - Tekstslide
Zelfstandige naamwoorden
mensen, dieren, dingen
Bij een de-woord gebruik je deze en die.
De jongen -> deze jongen / die jongen
Bij een het-woord gebruik je diten dat.
Het cadeau -> dit cadeau, dat cadeau.
een de-woord is mannelijk (m) of vrouwelijk (v)
een het-woord is onzijdig (o)
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Oefenen
Basis H6 Formuleren
§1: De- en het-woorden
Bladzijde 208-209
Opdracht 1 t/m 4
Kader H6 Formuleren
§2: De- en het-woorden
Bladzijde 216-217
Opdracht 1 t/m 4
timer
10:00
wat?
Slide 13 - Tekstslide
Punt, vraagteken of uitroepteken
Ik heb gister met 3-0 gewonnen
A
punt.
B
uitroepteken!
C
vraagteken?
Slide 14 - Quizvraag
Punt, vraagteken of uitroepteken
Mag ik die pen even van je lenen
A
punt.
B
uitroepteken!
C
vraagteken?
Slide 15 - Quizvraag
Einde van deze les!
Als het goed is kunje nu:
Vertellen waar jouw nieuwsartikel over gaat.
Hoe je moet bepalen of zelfstandige naamwoorden de of het als lidwoord krijgt.
Waarom dit belangrijk is.
Slide 16 - Tekstslide
De lesdoelen
Je kunt bepalen of een zelfstandig naamwoord het lidwoord de of het krijgt.
Je kunt uitleggen waarom het handig is om te weten of een woord de of het als lidwoord krijgt.