Hoofdstuk 1: voor jezelf opkomen

1 / 11
volgende
Slide 1: Interactive video met 3 slides
ArbeidsvaardighedenVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

3

Slide 1 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:19
Wat betekent "iets heel erg naars"?
A
iets wat leuk is
B
iets wat niet fijn is
C
iets wat grappig is
D
iets wat je snel moet delen

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

00:56
sleep mij
sleep mij naar rood voor nee
sleep mij naar groen voor ja
Ben jij wel eens gepest?

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

02:06
Waarom hebben we het bij arbeidsvaardigheden over pesten?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Arbeidsvaardigheden
hoofdstuk 1

Voor jezelf opkomen
Doel 1
Ik leer wat "voor mijzelf opkomen" betekent.
Doel 2
Ik leer op de juiste manier voor mijzelf op te komen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opkomen voor jezelf

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

1
Iemand dringt voor bij de kassa.
A Je zegt er niets van.
B Je zegt beleefd dat jij eerder aan de beurt was.
C Je scheldt hem uit en gaat vóór hem staan.

2
De telefoonmaatschappij heeft te veel geld van je rekening afgeschreven. 
A Vervelend, maar dat krijg je toch nooit terug. Dus laat maar zitten.
B Je belt de klantenservice. Je vraagt hoe je het geld kunt terugkrijgen.
C Je belt op en vraagt naar de directeur om te zeggen dat het een rotbedrijf is.

3
Je broertje vraagt of jij zijn krantenwijk weer eens wilt overnemen. Je hebt er geen zin in.
A Je doet het wel. Anders wordt hij misschien wel boos.
B Je legt uit dat je er geen zin in hebt. Je doet het niet.
C Je gooit alle kranten in de sloot. Je hoopt dat je broertje problemen krijgt.

4
4 Je vindt dat je meer loon moet krijgen.
A Dat zeg je niet tegen je leidinggevende. Misschien ontslaat hij je wel.
B Je bedenkt goed waarom je dat vindt. Je gaat een gesprek erover houden.
C Je zegt dat je je ziek meldt als je niet meer loon krijgt. Dan moeten ze wel.

5
In een winkel word je ervan beschuldigd dat jij een glas hebt kapotgemaakt. Maar je weet zeker dat je dit niet gedaan hebt.
A Je betaalt, ben je ervan af.
B Je legt rustig uit dat je het niet gedaan hebt.
C Je zegt dat ze niet zo achterlijk moeten doen.

A
B
C

Slide 7 - Sleepvraag

Heb je vooral A? Durf wat vaker voor jezelf op te komen!
Heb je vooral B? Je kunt goed voor jezelf opkomen.
Heb je vooral C? Ben je bang dat anderen misbruik van je maken? Rustig, niet iedereen heeft een hekel aan jou.

Slide 8 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


1
Wat vind je van de reactie van Paul? 
2
Komt hij goed voor zichzelf op?
3
Eigenlijk wil Paul niet nog een keer geld lenen aan Peter. Toch doet hij het. Waarom denk je dat? 

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


1
Wat vind je van de reactie van Vera? 
2
Komt Vera goed op voor zichzelf?
3
Vera is onaardig tegen Rachid. Waarom eigenlijk?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies