GMK P4 - Antibiotica en medicatie bij andere micro-organismen - 60 minuten

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeneesmiddelkennisMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Welke infecties worden veroorzaakt door bacteriën?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer is een bacterie schadelijk?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Tegen welke groep micro-organismen zijn antibiotica werkzaam?
A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Virussen
D
Parasieten

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen smal spectrum en breed spectrum antibiotica?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Bactericide betekent
A
Doodt de bacterie
B
Remt de groei van de bacterie
C
Schadelijke bacterie
D
Infectieziekte

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Hoe noem je het als een bacterie niet gevoelig is voor een antibioticum?
A
Resistent
B
Hypersensitief
C
Interactie
D
Bacteriostatisch

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen natuurlijke resistentie en verworven resistentie?

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

Les 2 Antibiotica

Slide 18 - Tekstslide

Welke antibiotica ken je?

Slide 19 - Woordweb

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Wat is de meest voorkomende bijwerking van antibiotica?

Slide 25 - Woordweb

Smal spectrum
Breed spectrum
Penicillines
Cefalosporines
Tetracyclines
Macroliden
Fluorchinolonen

Slide 26 - Sleepvraag

Bactericide
Bacteriostatich
Penicillines
Cefalosporines
Tetracyclines
Macroliden
Fluorchinolonen
Aminoglycosiden

Slide 27 - Sleepvraag

Slide 28 - Tekstslide

Op welke tijdstippen neem je in
bij 3x per dag?
(Meerdere antwoorden goed)
A
8-12-18u
B
7-12-19u
C
7-15-23u
D
8-16-24u

Slide 29 - Quizvraag

In welke toedieningsvormen zijn antibiotica verkrijgbaar?
(Meerdere antwoorden goed)
A
Tabletten en capsules
B
Drank
C
Oordruppels en oogdruppels
D
Zetpil

Slide 30 - Quizvraag

Welke lokale toedieningsvormen bestaan met antibiotica?

Slide 31 - Woordweb

Slide 32 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van een schimmelinfectie

Slide 33 - Woordweb

Slide 34 - Tekstslide

Hoelang moet je een anti-mycoticum gebruiken?
A
Altijd 7 dagen gebruiken
B
Tot de klachten weg zijn
C
tot 7-10 dagen nadat de klachten weg zijn
D
weet ik niet

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide

Welke middelen worden gebruikt bij schimmelinfectie van de nagels?
(meerdere antwoorden goed)
A
miconazol
B
terbinafine
C
itraconazol
D
clotrimazol

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Tekstslide

Welke virusinfecties ken je?

Slide 39 - Woordweb

Werkt een antibioticum ook bij griep?
A
Ja
B
Nee

Slide 40 - Quizvraag

Slide 41 - Tekstslide

Wat is de meest voorkomende wormaandoening in NL?
A
Aarsmaden
B
Lintwormen
C
Ringwormen
D
Spoelwormen

Slide 42 - Quizvraag

Wat is het gebruik van mebendazol?
A
Eenmalig 2 tabletten
B
's ochtends 1 tablet en 's avonds 1 tablet
C
Nu 1 tablet en over 7 dagen 1 tablet
D
Nu 1 tablet en over 14 dagen 1 tablet

Slide 43 - Quizvraag