Lesdag donderdag

Goedemorgen! 
Goed dat je er bent.
  • Leg je mobiel in de bak 
  • Ga zitten op je plaats.
  • Tijdens het kijken naar het journaal mag je wat eten en drinken. 

1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
DagplanningVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen! 
Goed dat je er bent.
  • Leg je mobiel in de bak 
  • Ga zitten op je plaats.
  • Tijdens het kijken naar het journaal mag je wat eten en drinken. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les uur 1
Gym

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2e lesuur:
Boekje taalverzorging perron 1

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De werkwoordstijden
Grammatica woordsoorten

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling werkwoordstijden en -vormen
Aan het eind van deze les weet je:
- wat de kenmerken en functies van werkwoorden zijn; 
- kun je in een zin bepalen wat de werkwoorden zijn;
- herken je de acht werkwoordstijden en vormen.  

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoorden

Er zijn verschillende werkwoordsvormen 
werkwoordstijden 
Ze veranderen de betekenis van een zin 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eén werkwoord in de zin?
onvoltooid! (altijd!!) 
OTT: ik roep
OVT: ik riep


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Twee werkwoorden in de zin?
Twee werkwoorden (waarvan een vorm van hebben of zijn) in de zin?
* persoonsvorm in de TT --> VTT --> ik HEB geroepen 
* persoonsvorm in de VT --> VVT -->  ik HAD geroepen

Twee werkwoorden
(waarvan een vorm van zullen) in de zin? 
* onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (OTTT) --> ZAL, ZULLEN
* onvoltooid verleden toekomende tijd (OVTT) --> ZOU, ZOUDEN





Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordstijden (roepen)
Onvoltooid tegenwoordige tijd
Onvoltooid verleden tijd
Voltooid tegenwoordige tijd
Voltooid verleden tijd
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd
Onvoltooid verleden toekomende tijd
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd
Voltooid verleden toekomende tijd
ik roep
ik riep
ik heb geroepen
ik had geroepen
ik zal roepen
ik zou roepen
ik zal hebben geroepen
ik zou hebben geroepen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drie werkwoorden in de zin?
3 werkwoorden (waarvan een vorm van zullen) in de zin?

* voltooid tegenwoordige toekomende tijd (VTTT)--> ZAL, ZULLEN
(ik zal hebben geroepen)

* voltooid verleden toekomende tijd (VVTT) --> ZOU, ZOUDEN
(ik zou hebben geroepen)

Slide 14 - Tekstslide

2 werkwoorden in de zin, waarvan een vorm van hebben of zijn?
voltooid!
- in welke tijd staat de PV? TT --> VTT --> ik HEB geroepen
- in welke tijd staat de PV? VT --> VVT --> ik HAD geroepen
Stappenplan
Stap 1: wat is de persoonsvorm in de zin?
Stap 2: staat deze pv in de tt of vt? (Dit bepaalt of je eindigt met tt of vt)
Stap 3: staat er een werkwoord in de zin met een vorm van hebben, worden of zijn + een voltooid deelwoord? 
Ja -> zet een v voor tt of vt. Nee, zet een o voor tt of vt. (ott, ovt, vtt, vvt)

Stap 4: staat er een vorm van zullen in de zin (zal, zult, zullen, zou, zouden)?
Ja - zet een extra t achteraan hetgeen wat je al had. 



Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wij zijn in de vakantie naar Londen geweest.
A
ott
B
vtt
C
ovt
D
vvt

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik zal zeker een voldoende halen voor de toets.
A
vttt
B
ottt
C
ovtt
D
vvtt

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik zou zeker een voldoende halen voor de toets.
A
vttt
B
ottt
C
ovtt
D
vvtt

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb de fiets van mijn zus gerepareerd.
A
vtt
B
ovt
C
vvt
D
ott

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zou jij dat ook zo hebben gedaan?
A
vttt
B
vvtt
C
ovtt
D
vvt

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onze buren hebben een prachtige tuin.
A
vtt
B
vttt
C
ott
D
ovtt

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik zou jou wel eens hebben durven zien blijven staan kijken.
A
ottt
B
ovtt
C
vvtt
D
vttt

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zou jij dat ook zo hebben gedaan?
A
vttt
B
vvtt
C
ovtt
D
vvt

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onze buren hebben een prachtige tuin.
A
vtt
B
vttt
C
ott
D
ovtt

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn moeder zou ook wel eens kunnen afdrogen.
A
ottt
B
ovtt
C
vttt
D
vvtt

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij zal op dat moment gefloten hebben.
A
ovt
B
vvtt
C
vttt
D
ottt

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij rekende niet op een onvoldoende.
A
ott
B
vvt
C
vtt
D
ovt

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pauze
timer
15:00

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3e lesuur:
Koken
timer
30:00

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4e lesuur:
Wiskunde: afmaken tot einde H6
Biologie: Afmaken tot H6

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pauze
timer
20:00

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5e uur 
Economie
H6 samenvatting
NASK: Toets H4
timer
30:00

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Economie H6
timer
30:00

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6e uur 
Boekje taalverzorging perron 1
timer
30:00

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De werkwoordstijden
Grammatica woordsoorten

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling werkwoordstijden en -vormen
Aan het eind van deze les weet je:
- wat de kenmerken en functies van werkwoorden zijn; 
- kun je in een zin bepalen wat de werkwoorden zijn;
- herken je de acht werkwoordstijden en vormen.  

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoorden

Er zijn verschillende werkwoordsvormen 
werkwoordstijden 
Ze veranderen de betekenis van een zin 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eén werkwoord in de zin?
onvoltooid! (altijd!!) 
OTT: ik roep
OVT: ik riep


Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Twee werkwoorden in de zin?
Twee werkwoorden (waarvan een vorm van hebben of zijn) in de zin?
* persoonsvorm in de TT --> VTT --> ik HEB geroepen 
* persoonsvorm in de VT --> VVT -->  ik HAD geroepen

Twee werkwoorden
(waarvan een vorm van zullen) in de zin? 
* onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (OTTT) --> ZAL, ZULLEN
* onvoltooid verleden toekomende tijd (OVTT) --> ZOU, ZOUDEN





Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordstijden (roepen)
Onvoltooid tegenwoordige tijd
Onvoltooid verleden tijd
Voltooid tegenwoordige tijd
Voltooid verleden tijd
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd
Onvoltooid verleden toekomende tijd
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd
Voltooid verleden toekomende tijd
ik roep
ik riep
ik heb geroepen
ik had geroepen
ik zal roepen
ik zou roepen
ik zal hebben geroepen
ik zou hebben geroepen

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drie werkwoorden in de zin?
3 werkwoorden (waarvan een vorm van zullen) in de zin?

* voltooid tegenwoordige toekomende tijd (VTTT)--> ZAL, ZULLEN
(ik zal hebben geroepen)

* voltooid verleden toekomende tijd (VVTT) --> ZOU, ZOUDEN
(ik zou hebben geroepen)

Slide 41 - Tekstslide

2 werkwoorden in de zin, waarvan een vorm van hebben of zijn?
voltooid!
- in welke tijd staat de PV? TT --> VTT --> ik HEB geroepen
- in welke tijd staat de PV? VT --> VVT --> ik HAD geroepen
Stappenplan
Stap 1: wat is de persoonsvorm in de zin?
Stap 2: staat deze pv in de tt of vt? (Dit bepaalt of je eindigt met tt of vt)
Stap 3: staat er een werkwoord in de zin met een vorm van hebben, worden of zijn + een voltooid deelwoord? 
Ja -> zet een v voor tt of vt. Nee, zet een o voor tt of vt. (ott, ovt, vtt, vvt)

Stap 4: staat er een vorm van zullen in de zin (zal, zult, zullen, zou, zouden)?
Ja - zet een extra t achteraan hetgeen wat je al had. 



Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wij zijn in de vakantie naar Londen geweest.
A
ott
B
vtt
C
ovt
D
vvt

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik zal zeker een voldoende halen voor de toets.
A
vttt
B
ottt
C
ovtt
D
vvtt

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik zou zeker een voldoende halen voor de toets.
A
vttt
B
ottt
C
ovtt
D
vvtt

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb de fiets van mijn zus gerepareerd.
A
vtt
B
ovt
C
vvt
D
ott

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zou jij dat ook zo hebben gedaan?
A
vttt
B
vvtt
C
ovtt
D
vvt

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onze buren hebben een prachtige tuin.
A
vtt
B
vttt
C
ott
D
ovtt

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik zou jou wel eens hebben durven zien blijven staan kijken.
A
ottt
B
ovtt
C
vvtt
D
vttt

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zou jij dat ook zo hebben gedaan?
A
vttt
B
vvtt
C
ovtt
D
vvt

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onze buren hebben een prachtige tuin.
A
vtt
B
vttt
C
ott
D
ovtt

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn moeder zou ook wel eens kunnen afdrogen.
A
ottt
B
ovtt
C
vttt
D
vvtt

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij zal op dat moment gefloten hebben.
A
ovt
B
vvtt
C
vttt
D
ottt

Slide 53 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij rekende niet op een onvoldoende.
A
ott
B
vvt
C
vtt
D
ovt

Slide 54 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies