In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom V1AT
Slide 1 - Tekstslide
Programma
10 minuten lezen
Taalverzorging 12, 13 en 14: meervoud, bijvoeglijk naamwoord en samenstellingen
Afsluiting en vooruitblik
Slide 2 - Tekstslide
10 minuten lezen
Slide 3 - Tekstslide
Taalverzorging 12, 13 en 14
Doel: Je leert samengestelde woorden, bijvoeglijke naamwoorden en het meervoud van zelfstandige naamwoorden juist spellen.
Slide 4 - Tekstslide
Wat is het meervoud van het volgende woord?
slee
A
sleetje
B
sleën
C
sleeën
D
slee-en
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het meervoud van het volgende woord?
leeuwerik
A
leeuweriken
B
leeuwerikken
C
leeuweriks
D
leeuwerik's
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het meervoud van het volgende woord?
lam
A
lammetje
B
lammeren
C
lammen
D
lammetjes
Slide 7 - Quizvraag
Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
rode
B
zachte
C
gouden
D
mooie
Slide 8 - Quizvraag
Hoe spel je het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?
Haal de ... prijzen deze week op.
A
verlote
B
verloote
C
verlootte
D
verlotte
Slide 9 - Quizvraag
Hoe spel je het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?
Ik vind alleen ... (suikeren) pinda’s lekker.
A
gesuikerd
B
gesuikert
C
gesuikerde
D
gesuikerte
Slide 10 - Quizvraag
Hoe spel je het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?
De ... (schuren) tafel moet alleen nog gelakt worden.
A
geschuurtte
B
geschuurde
C
geschuurdde
D
geschuurte
Slide 11 - Quizvraag
Hoe spel je het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?
De stratenmaker legt klinkers in de ..... (verbreden) straat.
A
verbreede
B
verbreedde
C
verbreden
D
verbrede
Slide 12 - Quizvraag
Hoe spel je het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?
Heb jij morgen ook de ..... (verplichten) herkansing?
A
verplichten
B
verplichte
C
veplichtte
D
verplichde
Slide 13 - Quizvraag
Je schrijft de tussen-en als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is met meervoud op -en.
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Je schrijft een tussen-s als je een -s hoort. Soms begint het tweede deel met een -s, waardoor je de tussen-s niet kunt horen. Vervang dan het tweede deel om dit te controleren.
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quizvraag
Gebruik geen koppelteken als klinkers botsen met elkaar.
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Maak van de volgende woorden een goede samenstelling. Gebruik een tussenklank en een koppelteken waar het nodig is. dame + schoen
A
damesschoen
B
dameschoen
C
dames-schoen
D
damenschoen
Slide 17 - Quizvraag
Maak van de volgende woorden een goede samenstelling. Gebruik een tussenklank en een koppelteken waar het nodig is. anti + Amerikaans
A
anti-Amerikaans
B
Antiamerikaans
C
Anti-Amerikaans
D
antiämerikaans
Slide 18 - Quizvraag
Maak van de volgende woorden goede samenstellingen. Gebruik een tussenklank en een koppelteken waar het nodig is. hoen + hok
A
hoenshok
B
hoenenhok
C
hoenderhok
D
hoender-hok
Slide 19 - Quizvraag
Maak van de volgende woorden een goede samenstelling. Gebruik een tussenklank en een koppelteken waar het nodig is. iemand + die + slecht + kan + horen
A
dove
B
slechthorende
C
slechthorende iemand
D
slecht horende
Slide 20 - Quizvraag
Maak van de volgende woorden een goede samenstelling. Gebruik een tussenklank en een koppelteken waar het nodig is. 49 + jarige
A
49jarige
B
49'jarige
C
49-jarige
D
49 jarige
Slide 21 - Quizvraag
Maak van de volgende woorden een goede samenstelling. Gebruik een tussenklank en een koppelteken waar het nodig is. jack + voor + de + regen
A
regen-jas
B
regenjack
C
regenjas
D
regen-jack
Slide 22 - Quizvraag
Maak van de volgende woorden goede samenstellingen door ze aan elkaar te schrijven en een tussenklank te gebruiken waar het nodig is. klant service / aap trots / stad trip
Slide 23 - Open vraag
Wat is de belangrijkste regel voor het maken van een samenstelling?
Slide 24 - Open vraag
Geef van volgende woorden beide meervouden: appel - artikel - methode
Slide 25 - Open vraag
Noteer het meervoud van de volgende woorden: spiegel – café - surprise
Slide 26 - Open vraag
Leg de regel uit van het meervoud bij het woord tv.
Slide 27 - Open vraag
Het meervoud van elf kun je schrijven als elfen of elven. Leg uit waarom. Denk hierbij ook aan de betekenis van het woord.
Slide 28 - Open vraag
Vul in: Van een bijvoeglijk naamwoord kun je naast de stellende trap een …. trap en een …. trap vormen.
Slide 29 - Open vraag
Noem een voorbeeld van een stellende, vergrotende en overtreffende trap.
Slide 30 - Woordweb
Zet de volgende woorden in het meervoud en geef de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord: (nylon) panty
Slide 31 - Open vraag
Zet de volgende woorden in het meervoud en geef de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord: (ontdooien) olie
Slide 32 - Open vraag
Zet de volgende woorden in het meervoud en geef de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord: (zilver) ei
Slide 33 - Open vraag
Huiswerkopdrachten maken
Kies uit onderstaand rijtje vier opdrachten (je mag ook combineren, bv. 2 opdrachten van meervoud, 1 opdracht van bijvoeglijk naamwoord en 1 opdracht van samenstellingen):