Schrijf je huiswerk in het bovenste deel van je agenda op.
Slide 3 - Tekstslide
Wat zijn de leerdoelen van deze les?
Je kan uitleggen waarom in Nederland turf als brandstof gebruikt werd.
Je kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn.
Je kan uitleggen hoe de Weerribben zijn ontstaan.
Je kan verklaren waarom de stoommachine voor grote veranderingen gezorgd heeft.
Slide 4 - Tekstslide
Jij hebt vandaag al gebruik van energie en grondstoffen. Bedenk 5 voorbeelden waarvoor jij dit vandaag al hebt gebruikt.
Slide 5 - Woordweb
Waar gaan we het over hebben?
- Wat is energie?
- Waarom gebruiken we energie?
- Waar hebben we energie voor nodig?
- Wat zijn grondstoffen?
- Waarom gebruiken we grondstoffen?
- Waarvoor hebben we grondstoffen nodig?
Slide 6 - Tekstslide
Energie en grondstoffen van vroeger naar nu
prehistorie 2020
Slide 7 - Tekstslide
Noem twee verschillen tussen het koken van toen en nu.
Slide 8 - Woordweb
Noem een voorbeeld van energie
Slide 9 - Woordweb
Begrip: Energie
We hebben altijd energie nodig om iets te laten werken. Als we bijvoorbeeld willen zwemmen, hebben we energie nodig om ons door het water voort te bewegen. Als je het licht aandoet heb je eerst energie nodig, die dan wordt omgezet in elektriciteit, waardoor wij licht hebben.
Energie is een reactie op verbranding.
Er zijn heel wat verschillende soorten energiebronnen. Wij zetten meestal energie om in elektriciteit, omdat we voor heel veel dingen in ons dagelijks leven elektriciteit nodig hebben.
Slide 10 - Tekstslide
Begrip: Grondstof(fen)
Grondstoffen zijn materialen die in een proces gebruikt worden om iets te maken of te fabriceren. Specifiek natuurlijke grondstoffen zijn stoffen die in de natuur gevonden worden, zoals vruchtbare aarde, olie, mineralen, hout en andere gewassen. In productieprocessen kunnen ook niet-natuurlijke grondstoffen gebruikt worden: dit wordt ook wel een halffabricaat genoemd.
Slide 11 - Tekstslide
Hout, turf en steenkool
Hout was lang dé energiebron.
IJzererts werd gesmolten op vuur > 130 kg hout nodig per kilo. Rond 1500 waren de meeste bossen gekapt.
Turf werd ook gebruikt als brandstof = gedroogd veen = plantenresten
Steenkool is een ook een fossiele brandstof = brandstof gevormd uit planten en/ of dieren.
We lezen Hout, turf en steenkool op blz 11 en Veengebieden op blz 12
Slide 12 - Tekstslide
Turfwinning
De veengebieden werden in langgerekte stroken afgegraven. De blokken turf werden gedroogd.
De turf kon worden gebruikt als brandstof, omdat in de Middeleeuwen hout steeds schaarser werd in Nederland (overmatige houtkap door bevolkingsgroei).
Slide 13 - Tekstslide
Weerribben / legakkers.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Stoommachines
Tot de 18e eeuw veel huisnijverheid naast de landbouw.
Door bevolkingsgroei groeit de vraag naar kleding.
Engelse uitvinders ontwerpen nieuwe spin-en weefmachines.
Machines worden steeds groter > eerst aangedreven met waterkracht > fabrieken worden gevestigd aan rivieren/bij water
Ligging aan het water is vestigingsplaatvoordeel
Stoommachines worden aangedreven met steenkool. Fabrieken ontstaan in buurt van mijnen. Industriële revolutie begint in Engeland.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Aan de slag!
Hoe blijf je 'op schema?'
Lezen: ‘Waar gaat dit blok over?', ‘Hout, turf en steenkool', 'Veengebieden', ‘Stoommachines'. p. 10, 11, 12, 14 & 15.
Maken: opdracht 1abc, 2, 3ab, 4, 5abc, 6, 7, 8.
timer
15:00
Slide 18 - Tekstslide
Les 2: Blok 1 Energie en grondstoffen
Wat gaan we doen deze les?
Herhalen
Kijken: Histoclip De industriële revolutie
Uitleg over blok 1
Lezen: ‘Engeland en de rest van de wereld', ‘Congo: arm land met rijkdom aan grondstoffen’. p. 17 & 20.
Aan de slag!
Slide 19 - Tekstslide
Wat zijn de leerdoelen van deze les?
Je kan verklaren waarom de stoommachine voor de industriële revolutie heeft gezorgd.
Je kan uitleggen wat vestigingsplaatvoordelen zijn
Je kan uitleggen waarom de industriële revolutie juist in Engeland begon.
Je kan twee redenen noemen waarom Congo, ondanks grondstoffen, een arm land is.
Slide 20 - Tekstslide
In wat voor landschap ontstaat veen?
A
stuwwallenlandschap
B
moeraslandschap
C
IJslandschap
D
berglandschap
Slide 21 - Quizvraag
Wat zijn voorbeelden van fossiele brandstoffen?
A
Hout, veen en hooi
B
zonnebloemolie en houtskool
C
dieren en planten
D
steenkool, aardolie en aardgas
Slide 22 - Quizvraag
Welke fossiele brandstoffen zitten er in de Nederlandse bodem?
A
Aardolie, aardgas en steenkool
B
Steenkool en aardgas
C
Aardgas, alleen in groningen
D
Nederland heeft geen fossiele brandstoffen
Slide 23 - Quizvraag
Wat zijn geen fossiele brandstoffen?
A
Aardolie en steenkool
B
Steenkool en waterkracht
C
Aardgas en zonne-energie
D
Zonne-energie en waterkracht
Slide 24 - Quizvraag
Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de industriële revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Video
Engeland en de rest van de wereld
Engeland had al sinds de 18e eeuw koloniën
Industriële revolutie deed vraag naar grondstoffen groeien
Vanuit Engeland verspreidde de IR zich over Europa. Overal in Europa ontstonden industriegebieden.
Ook andere Europese landen wilden koloniën om grondstoffen te halen en om te gebruiken als afzetgebieden > dit heet modern imperialisme
We lezen: Engeland en de rest van de wereld op blz 17)
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Video
Op naar Congo!
Slide 29 - Tekstslide
Congo: arm land met met rijkdom aan grondstoffen
Land in Afrika
Congo was een kolonie van België
Grondstoffen : goud, zilver, kopen, diamanten, kobalt en coltan.
Congo is een arm land
We lezen: Congo, arm land met rijkdom aan grondstoffen op blz 20
Slide 30 - Tekstslide
Sleep de grondstoffen Coltan (bovenste) en Kobalt (onderste) van het mobieltje naar de juiste plek in kaart.
Wat zit er allemaal in jouw mobieltje?
Slide 31 - Sleepvraag
Slide 32 - Video
Welke producten worden van deze grondstoffen gemaakt?
Slide 33 - Tekstslide
Aan de slag!
Hoe blijf je 'op schema?'
Lezen: ‘Engeland en de rest van de wereld', ‘Congo: arm land met rijkdom aan grondstoffen’. p. 17 & 20.
Maken: opdracht 9b, 10, 11, 12, 13.
Kies en maak menukaart A of B
timer
15:00
Slide 34 - Tekstslide
Les 3: Blok 1 Energie en grondstoffen
We kijken: De IJzeren Eeuw
Lezen: ‘Industrie in Nederland', ‘Nieuwe grondstoffen’. p. 22 & 24
Wat hebben verlichting, verwarming, een mobieltje en een koelkast met elkaar te maken? Ze doen het niet zonder stroom!
Elektriciteit is zo vanzelfsprekend dat je er niet bij stilstaat, tot de stroom uitvalt of de accu leeg is.
Vraag 1: Wat zou jij doen op een dag zonder stroom?
Slide 38 - Tekstslide
Koeien energie
Stroom komt uit een stopcontact. Maar hoe komt het dan in dat stopcontact?
Waar komt stroom vandaan? Hoe wordt elektriciteit gemaakt?
Dat gaan jullie nu uitzoeken.
Vraag 2: Welke bewegingen van de koe worden omgezet in energie?
Slide 39 - Tekstslide
Energie uit fossiele brandstof
We gebruiken steeds meer energie en die halen we vooral uit fossiele brandstoffen.
Vraag 3: Hoe lang kunnen we met fossiele brandsof doorgaan?
Fossiele brandstoffen hebben als nadeel dat ze op kunnen raken.
Vraag 4: Is kernenergie wel zo'n goed alternatief.
Slide 40 - Tekstslide
Energie uit duurzame bronnen
De meeste energiecentrales gebruiken voor de opwekking van elektriciteit niet-duurzame energiebronnen zoals kolen, aardgas en olie.
Omdat die bronnen vervuilend zijn en opraken, is het beter om over te stappen op duurzame, vernieuwbare energiebronnen.
Schone bronnen die niet opraken.
Vraag 5: Rijden treinen in Nederland al op groene stroom?
Slide 41 - Tekstslide
Bespaartips
Energie besparen is niet alleen beter voor het milieu, maar spaart ook de inhoud van je portemonnee. Het is simpel energie kunt besparen. Soms moet je wel eerst wat investeren voordat je geld kunt overhouden. Je gaat een top drie met bespaartips opstellen.
In Nederland wordt elektriciteit heel anders opgewekt dan in Frankrijk. Er zijn overeenkomsten tussen beide landen, maar vooral grote verschillen. De verschillen zijn deels te verklaren uit de geografische omstandigheden in beide landen.
Vraag 8: Wat is een voordeel en een nadeel van het gebruik van aardgas als energiebron?
Slide 43 - Tekstslide
Energie transport
Elektriciteit komt via kabels de huizen binnen, gas via ondergrondse buizen. De vraag naar elektriciteit en gas is niet altijd precies hetzelfde. In de winter is er bijvoorbeeld meer gas nodig om gebouwen te kunnen verwarmen. Dat betekent dat er reservevoorraden moeten zijn of dat energie moet worden aangevoerd uit het buitenland.
Vraag 9: Heb je bij jou in de buurt ook een transformatorhuisje? Waaraan herken je dat?
Slide 44 - Tekstslide
Energy-case: Brazilië
In Nederland gaan we steeds meer duurzame energie gebruiken, in Brazilië doen ze dat al jaren. Maar er is in Brazilië de laatste jaren wel veel veranderd op het gebied van energieverbruik en energieproductie. Helaas heeft dit grote gevolgen voor de natuur en de oorspronkelijke bewoners van het gebied.
Vraag 10: Waarom zijn de bewoners tegen het kappen van de bomen?
Slide 45 - Tekstslide
Samenvatting
Wat is energie? Energie is een reactie op verbranding.
Waarom gebruiken we energie? Om te kunnen leven en om het leven gemakkelijker te maken.
Waar hebben we energie voor nodig? Om machines en electrische apparaten te kunnen laten werken. Eten om zelf te kunnen functioneren.
Wat zijn grondstoffen? Grondstoffen zijn materialen die in een proces gebruikt worden om iets te maken of te fabriceren. Specifiek natuurlijke grondstoffen zijn stoffen die in de natuur gevonden worden, zoals vruchtbare aarde, olie, mineralen, hout en andere gewassen.
Waarom gebruiken we grondstoffen? Om producten van te maken of op te eten.
Waarvoor hebben we grondstoffen nodig? Zonder grondstoffen zijn er geen producten en ook geen spullen of eten.