Leer de 4 soorten werkwoorden in 5 verschillende tijden:
Présent: staat voor je uitgeschreven. Niks bijzonders, gewoon uit je hoofd leren (p.22)
Passé composé: de werkwoorden worden allemaal met avoir vervoegd: hulpwerkwoord + voltooid deelwoord.
Imparfait: neem de nous-vorm in de présent (nous résolvons), haal –ons eraf (résolv), zet per persoon de juiste uitgangen achter ‘résolv’: ais, ais, ait, ions, iez, aient.
Futur simple: neem het hele werkwoord: résoudre. Zet hier de uitgangen van avoir achter: ai, as, a, ons, ez, ont
Conditionnel: neem weer het hele werkwoord: résoudre. Zet hier de uitgangen van de imparfait achter: ais, ais, ait, ions, iez, aient.