Hoofdstuk 1 - Groene producten klaarmaken voor de verkoop - 1.1 t/m 1.2

Vandaag
  • Vragen maken en laten controleren
  • Praktijkopdrachten maken en laten controleren
Vandaag
  • Beginnen met Boek LES 1SOORTEN WINKELS
Hoofdstuk - Groene producten klaarmaken voor de verkoop
  • 1.1 Soorten winkels
  • 1.2 Een duurzaam assortiment

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GroenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag
  • Vragen maken en laten controleren
  • Praktijkopdrachten maken en laten controleren
Vandaag
  • Beginnen met Boek LES 1SOORTEN WINKELS
Hoofdstuk - Groene producten klaarmaken voor de verkoop
  • 1.1 Soorten winkels
  • 1.2 Een duurzaam assortiment

Slide 1 - Tekstslide

1 Voedingsbehoefte en voersamenstelling
1.1 Vleeseters, alleseters en planteneters

Les1 
1 Groene producten klaarmaken voor de verkoop
1.1 Soorten winkels

Groene vormgeving en verkoop

Slide 2 - Tekstslide

Orientatie
In welke winkel kom jij graag? Wat zorgt ervoor dat je daar graag komt? Een winkelier wil dat klanten zich thuis voelen in de winkel. Dat gaat niet zomaar. Voordat iemand een winkel begint, denkt hij of zij goed na over hoe de winkel eruit moet komen te zien. 

Slide 3 - Tekstslide

Type eters

Slide 4 - Tekstslide

WAT KOOP JE WAAR?
Voordat een ondernemer een winkel start bedenkt hij het concept. Hierin staat:
  • welke producten hij wil verkopen;
  • hoeveel ruimte hij daarvoor nodig heeft;
  • op welke manier hij de producten wil verkopen: de winkel vorm.
  • Een winkelvorm is een opzet voor een winkel in grote lijnen. 

De winkelvormen die in de groene sector het meest voorkomen zijn: een boerderijwinkel, de markt, een speciaalzaak, een tuincentrum en een webshop. 
 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

VOEL JE THUIS IN DE WINKEL
De winkelvorm wordt uitgewerkt in een winkelformule. 
  • manier om winkel in te richten en producten te presenteren. geven van productinformatie 
  • presentatie van acties en aanbiedingen 
  • Veel winkels hebben een huisstijl en een logo. 
  • sfeer geeft mensen een bepaald gevoel voor de winkel. 
  • Elke winkel heeft zijn eigen imago 
  • Dit is het beeld dat mensen hebben van de winkel. De onderdelen van de winkelformule bepalen of klanten zich thuis voelen in een winkel. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

DEZELFDE WINKELFORMULE
Veel winkels horen bij een winkelketen. 
  • verzameling winkels van een groot bedrijf
  • allemaal dezelfde winkelformule
  • b.v. Intratuin, GroenRijk, Pets Place, Zuivelhoeve, Welkoop, AH
  • Ondernemers winkelketen hebben geen invloed op de winkelformule van hun eigen winkel. 
  • De producten en materialen worden gezamenlijk ingekocht. 
  • hebben dezelfde kleuren, kleding en aanbiedingen
  • Kleine bloemenwinkels horen vaak niet bij een winkelketen en hebben een eigen winkelformule. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

WAT IS DE DOELGROEP?
  • Een doelgroep is een groep klanten met dezelfde kenmerken. 
  • wensen v.d. doelgroep wordt onderzocht 
  • winkel probeert die wensen te vervullen. 
  • winkelier hoopt dat de klant vaak iets bij hem koopt. 
  • Dit noemen we klanten binding.
  • Kijk naar het assortiment v.e. winkel en de prijs v.d. producten. 
  • Dan weet je ook wat de doelgroep is. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

1 Voedingsbehoefte en voersamenstelling
1.1 Vleeseters, alleseters en planteneters

Les1 
1 Groene producten klaarmaken voor de verkoop
1.2 Een duurzaam assortiment

Groene vormgeving en verkoop

Slide 14 - Tekstslide

WAT IS ER TE KOOP?
Een productgroep is;
  • een groep producten die op elkaar lijken of bij elkaar horen b.v?
  • veel productgroepen in winkel hoe breder het assortiment b.v.?

Een winkel met een smal assortiment specialiseert zich in een of een paar productgroepen, zoals een bloemenspeciaalzaak/bakkerij.
  • Een speciaalzaak heeft vaak een diep assortiment. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

WAT IS EEN GOED MERK?
In winkel producten van A-merken en B-merken 
Een A-merk 
  • kennen veel mensen
  • wordt vaak reclame voor gemaakt 
  • worden in veel verschillende winkels verkocht b.v?
Een B-merk 
  • merk dat minder bekend is (huismerk)
  • is vaak goedkoper dan een A-merk
  • kwaliteit vaak net zo goed is
  • worden in weinig verschillende winkels b.v?

Slide 17 - Tekstslide

DUURZAME PRODUCTEN 
Bij de productie van duurzame producten 
  • wordt voorzichtig omgegaan met de mens, het milieu en de economie
  • wordt niets kapotgemaakt op de aarde. 
  • Duurzaamheid is dus milieuvriendelijk. 
  • Er zijn twee soorten duurzame producten: 

Slide 18 - Tekstslide

Bij de productie van duurzame producten 
  • wordt voorzichtig omgegaan met de mens, het milieu en de economie
  • wordt niets kapotgemaakt op de aarde. 
  • Duurzaamheid is dus milieuvriendelijk. 
  • Er zijn twee soorten duurzame producten: 
  • Een soort gaat lang mee en kan hergebruikt worden. b.v?
  • • De andere soort gaat niet lang mee, want het breekt af in de natuur. b.v?

Slide 19 - Tekstslide

GOEDGEKEURD!
een product aan bepaalde eisen voldoet? 
  • heeft een keurmerk
  • bijvoorbeeld keurmerken voor duurzame producten.
  • Onafhankelijk organisaties controleren regelmatig of het product nog voldoet aan de eisen van het keurmerk. 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

DUURZAAM ONDERNEMEN
Veel winkeliers in de groene sector letten op duurzaamheid. Daarmee kunnen ze klanten binden. Er zijn verschillende manieren om duurzaam te ondernemen, zoals: 
  • Producten in de buurt inkopen. (minder brandstof /CO2)
  • Afval apart verzamelen (recyclen)
  • Afbreekbare potten gebruiken (minder afval/terug a.d. aarde)
  • Duurzaam FSC-hout verkopen (gekapte boom herplant)
  • Biologisch geteelde bloemen/planten/voedingsmiddelen verkopen.
  • winkel isoleren met dubbele beglazing en een geïsoleerd dak.
  • Producten verkopen die volgens eerlijke handel zijn verkregen.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Opdrachten
  • Vragen maken Hoofdstuk 1
  • Dit doe je door een printscreen in SOM in te leveren.
      - Paragraaf 1.1 - Vraag 1 t/m 11
      - Paragraaf 1.2 - Vraag 1 t/m 12
  • Praktijkopdrachten maken, laten controleren en inleveren

Slide 24 - Tekstslide