In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets leesvaardigheid
Ter voorbereiding op de toets afrondweek 2
Slide 1 - Tekstslide
Wat heb je nodig?
1. oefentoets
2. apparaat
Slide 2 - Tekstslide
1. De bewering "Het weerleggen van tegenargumenten is voor een schrijver een goede manier om de lezer te overtuigen van zijn standpunt" is
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quizvraag
2. Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 4 - Open vraag
3. Waarom gebruikt de schrijver hier het woord "illusie"?
Slide 5 - Open vraag
4. Noteer de argumenten die de auteur geeft voor zijn mening
Slide 6 - Open vraag
5 Noteer op basis van al.4 wat er in het schema moet worden ingevuld (a t/m e)
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
6. Welk schema is correct?
A
schema 1
B
schema 2
Slide 9 - Quizvraag
7. ‘Een kortingskaart voor studenten in plaats van vrij reisrecht is een armzalig doekje voor het bloeden.’ (al. 6) Wat bedoelt de schrijver daarmee?
Slide 10 - Open vraag
8. Welk argument tegen de OV-studentenkaart herken je in alinea 7?
Slide 11 - Open vraag
9. Citeer de zin waarmee de schrijver dit tegenargument weerlegt.
Slide 12 - Open vraag
10 ‘Natuurlijk is het een logische gedachte om studenten voor de overige reiskilometers zelf te laten betalen, […].’ (al. 7) Op welke niet in de tekst gestelde vraag reageert de schrijver met deze zin?
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Tekstslide
11. Geeft het vorige argumentatieschema antwoord op vraag 11?