gram bwb + tekens opdr 2 en 3 (RvL)

Grammatica 
Ontleden met de tekens van Paardenkoper 
tm bijwoordelijke bepaling


1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 
Ontleden met de tekens van Paardenkoper 
tm bijwoordelijke bepaling


Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les: 
-  Heb je het ontleden tot en met meewerkend voorwerp herhaald
- Heb je geleerd hoe je bijwoordelijke bepaling kan vinden. 

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling pv, wwg en ond
persoonsvorm
- maak de zin vragend of zet hem in een andere tijd. 

wwg
- zoek eerst de pv, schrijf die op, en zet alle andere werkwoorden uit de zin er achter. Vergeet het woordje 'te' niet. (ligt te slapen)

onderwerp
wie of wat + pv + wwg 



Slide 3 - Tekstslide

Herhaling lijdend voorwerp
lijdend voorwerp
- stel de vraag: wie / wat + wwg + onderwerp? 

Mijn broer heeft een mooie jas gekocht

pv = heeft
wwg = heeft gekocht
onderwerp = mijn broer
lijdend voorwerp: wie of wat heeft mijn broer gekocht? >> een mooie jas. 


Slide 4 - Tekstslide

Herhaling meewerkend voorwerp
meewerkend voorwerp:
- stel de vraag: aan of voor wie / wat + wwg + onderwerp + lijdend voorwerp? 

Mijn broer heeft een mooie jas voor mij gekocht

pv = heeft
wwg = heeft gekocht
onderwerp = mijn broer
lijdend voorwerp = een mooie jas
meewerkend voorwerp = aan of voor wie heeft mijn broer een mooie jas gekocht? >> voor mij


Slide 5 - Tekstslide

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Het lijdend voorwerp is het antwoord op de vraag:

A
Wie/wat + wwg?
B
Wie/wat + pv?
C
Wie/wat + ond?
D
Wie /wat + wg + ond?

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Mijn oma bakt een lekkere taart voor mij.



A
Mijn oma
B
een lekkere taart
C
voor mij
D
bakt

Slide 7 - Quizvraag

Noteer het lijdend voorwerp. Geen lv? Zet dan een streepje.

Mijn vader repareert zijn fiets.

Slide 8 - Open vraag

Noteer het lijdend voorwerp. Geen lv? Zet dan een streepje.

Ik ben met mijn hond naar de dierenarts geweest.

Slide 9 - Open vraag

Wat is het lv:

'Sint kocht dit jaar veel cadeautjes'.

Slide 10 - Open vraag

Mijn mentor helpt mij.
lv =

Slide 11 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp? (als er geen lijdend voorwerp in de zin staat, zet je een - )

Leerplicht controleerde vorige maand alle ziekmeldingen

Slide 12 - Open vraag

Meewerkend voorwerp
In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp staan.

Het meewerkend voorwerp geeft aan aan of voor wie iets is. 

Dus niet in alle zinnen staat een meewerkend voorwerp! 





Slide 13 - Tekstslide

Het meewerkend voorwerp
* het meewerkend voorwerp is altijd een mens, dier of ding
* het meewerkend voorwerp kan één woord zijn, maar het kunnen ook meerdere woorden zijn.
* het meewerkend voorwerp staat niet altijd in een zin.
* je vindt het meewerkend voorwerp door aan wie  of  voor wie te vragen.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Wat is het meewerkend voorwerp?

De juf heeft mij de betekenis van het meewerkend voorwerp uitgelegd.
A
Joris
B
de betekenis
C
het meewerkend voorwerp
D
mij

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?
De pakketbezorger geeft het pakketje aan de buren

Slide 17 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

Ik had niet goed genoeg geleerd voor de toets.

Slide 18 - Open vraag

Bijwoordelijke bepaling
Alles wat geen pv, ond, lv, mv of lv is, is een bijwoordelijke bepaling. 

Slide 19 - Tekstslide

Om de bijwoordelijke bepaling te vinden stel je de vragen:
  • waar?= bijwoordelijke bepaling van plaats
  • wanneer?= bijwoordelijke bepaling van tijd
  • hoe?= bijwoordelijke bepaling van reden

Slide 20 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
Let op
Niet in alle zinnen komt een bijwoordelijke bepaling voor, maar een zin kan ook meerdere bijwoordelijke bepalingen bevatten!

Een bijwoordelijke bepaling kan uit een of meer woorden bestaan.

Slide 21 - Tekstslide

wat is de bijwoordelijke bepaling van de volgende zin?

Mijn moeder bakt elke dag een lekker brood.
A
mijn moeder
B
bakt
C
elke dag
D
een lekker brood

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de bijwoordelijke bepaling van de volgende zin?

Hans heeft Joop voor zijn verjaardag een cadeau gegeven.



Slide 23 - Open vraag

Aantekeningen              ontleden +  tekens van Paardenkoper. 
pv: maak de zin vragend (   )
wwg: alle werkwoorden uit de zin {    }
ond: wie / wat + wwg (    ) 
lv: wie / wat  + wwg + onderwep  _________________
mv: aan of voor wie/ wat + wwg + onderwerp + lijdend voorwerp =========
bwb: alles wat overblijft   _____________________
splitsbare werkwoorden: belde [op]         schenkt [in]
woorden met te: [te vissen]    [te slapen]                        

 v                       v

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk

Maak opdracht 2 en 3
blz 70 - 71

Slide 25 - Tekstslide