Les 2: Stoffen en mengsels

H1 Stoffen en mengsels
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H1 Stoffen en mengsels

Slide 1 - Tekstslide

H1 Stoffen en mengsels
Deze les:
  • terugblik vorige les
  • 1.3 Zuivere stoffen en mengsels
  • 1.4 Mengsels
  • maken 1.3 opdracht 1 t/m 9
  • maken 1.4 opdracht 1 t/m 13

Slide 2 - Tekstslide

Welk rijtje bevat alleen maar stofeigenschappen?
A
kleur, smaak, volume
B
massa, brandbaarheid, dichtheid
C
kleur, geur, geleidbaarheid
D
volume, massa, brandbaarheid

Slide 3 - Quizvraag


Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren

Slide 4 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij 'stofeigenschap'?
A
chemische stoffen
B
kenmerk waar je een stof kunt herkennen
C
dat een stof elektrische stroom goed doorlaat
D
temperatuur waarbij de stof kookt

Slide 5 - Quizvraag


Rijpen is de faseovergang van:
A
vloeibaar naar gasvormig
B
gasvormig naar vloeibaar
C
gasvormig naar vast
D
vloeibaar naar vast

Slide 6 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij 'dichtheid'?
A
massa van een hoeveelheid stof
B
kaart met informatie over eigenschappen
C
afbeelding met een gevaarlije eigenschap
D
temperatuur waarbij de stof smelt

Slide 7 - Quizvraag


Zoek op: Wat is de dichtheid van koper?
Noteer de tabel uit Binas, het getal en de eenheid.

Slide 8 - Open vraag

Sleep de gevarensymbolen naar de juiste betekenis
Ontvlambaar
Explosief
Giftig
Schadelijk voor milieu

Slide 9 - Sleepvraag


Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren

Slide 10 - Quizvraag

Gevarensymbolen. Sleep de beschrijving naar het juiste symbool
Ontvlambare stoffen
Explosieve stoffen
Schadelijke/ irriterende stoffen

Bijtende stoffen
Giftige stoffen

Slide 11 - Sleepvraag

Welke informatie vind je NIET op een veiligheidskaart/chemiekaart
A
voorzorgsmaatregel
B
Wat te doen als er iets mis gaat
C
Verkoopdatum
D
stofeigenschappen

Slide 12 - Quizvraag


54,25 g zout heeft een volume van 25 cm3
Bereken de dichtheid in g/cm3.

Slide 13 - Open vraag


Vervluchtigen is de faseovergang van:
A
vast naar gasvormig
B
gasvormig naar vloeibaar
C
vloeibaar naar gasvormig
D
vloeibaar naar vast

Slide 14 - Quizvraag


Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren

Slide 15 - Quizvraag


In welke vloeistoffen zinkt eikenhout met
een dichtheid van 0,79 g/cm3.

Slide 16 - Open vraag


Wat is de dichtheid van koolstofdioxide?

Slide 17 - Open vraag


In welke vloeistoffen zinkt eikenhout met een dichtheid van 0,8 g/cm3

Slide 18 - Open vraag


Je hebt 12 gram magnesiumoxide, de dichtheid van magnesiumoxide = 3,58 g/cm3
Bereken hoeveel cm3 magnesiumoxide.

Slide 19 - Open vraag

H1 Stoffen en mengsels
  • 1.3 Zuivere stoffen en mengsels
  • 1.4 Mengsels

Slide 20 - Tekstslide

1.3 Zuivere stoffen en mengsels
Zuivere stoffen
In de scheikunde spreek je van een zuivere stof als hij maar uit een soort molecuul bestaat.

Slide 21 - Tekstslide

Zuivere stoffen
In de scheikunde spreek je van een zuivere stof als hij maar uit een soort molecuul bestaat.
Voorbeelden van zuivere stoffen:
  • Thuis: soda, suiker, zout, goud.
  • Laboratorium: gedestilleerd water, alcohol en aceton.
1.3 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 22 - Tekstslide

Mengsels
In de scheikunde spreek je van een mengsel als deze uit meerdere moleculen bestaat.
  • Als je suiker door water mengt, lost de suiker op.

1.3 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 23 - Tekstslide

Mengsels
In de scheikunde spreek je van een mengsel als deze uit meerdere moleculen bestaat.
  • Als je suiker door water mengt, lost de suiker op.
  • De suiker lijkt verdwenen, maar is dat niet, ze zijn gemengd.

1.3 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 24 - Tekstslide

Mengsels
In de scheikunde spreek je van een mengsel als deze uit meerdere moleculen bestaat.
  • Als je suiker door water mengt, lost de suiker op.
  • De suiker lijkt verdwenen, maar is dat niet, ze zijn gemengd.
  • De suikermoleculen en watermoleculen kun je niet zien omdat ze erg klein zijn.

+
1.3 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 25 - Tekstslide

Zuivere stof of mengsel?
Het is vaak moeilijk te zien of een stof een zuivere stof of een mengsel is. Toch kun je dat makkelijk onderzoeken door een stof van fase te laten veranderen
  • Tijdens dat proces meet je de temperatuur.

1.3 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 26 - Tekstslide

Zuivere stof of mengsel?
Het is vaak moeilijk te zien of een stof een zuivere stof of een mengsel is. Toch kun je dat makkelijk onderzoeken door een stof van fase te laten veranderen
  • Tijdens dat proces meet je de temperatuur.

1.3 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 27 - Tekstslide

Zuivere stof of mengsel?
Het is vaak moeilijk te zien of een stof een zuivere stof of een mengsel is. Toch kun je dat makkelijk onderzoeken door een stof van fase te laten veranderen
  • Tijdens dat proces meet je de temperatuur.

zuiver
1.3 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 28 - Tekstslide

Zuivere stof of mengsel?
Het is vaak moeilijk te zien of een stof een zuivere stof of een mengsel is. Toch kun je dat makkelijk onderzoeken door een stof van fase te laten veranderen
  • Tijdens dat proces meet je de temperatuur.

zuiver
mensgel
1.3 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 29 - Tekstslide

Soorten mengsels
Lucht bevast verschillende stoffen. Lucht is een mensgel van voornamelijk stikstofgas en zuurstofgas, maar ook uit waterdamp en koolstofdioxide.

1.4 Mengsels

Slide 30 - Tekstslide

Soorten mengsels
Lucht bevast verschillende stoffen. Lucht is een mensgel van voornamelijk stikstofgas en zuurstofgas, maar ook uit waterdamp en koolstofdioxide.
Voorbeelden van mengels zijn:
  • Thee, chocolademelk, frisdrank, mayonaise.



1.4 Mengsels

Slide 31 - Tekstslide

Soorten mengsels
Lucht bevast verschillende stoffen. Lucht is een mensgel van voornamelijk stikstofgas en zuurstofgas, maar ook uit waterdamp en koolstofdioxide.
Voorbeelden van mengels zijn:
  • Thee, chocolademelk, frisdrank, mayonaise.

Je kunt drie soorten mengsels onderscheiden die vloeibaar zijn:
  1. oplossingen
  2. suspensies
  3. emeulsies

1.4 Mengsels

Slide 32 - Tekstslide

Oplossingen
Een oplossing is een heldere, soms gekleurde vloeistof, waarin een of meerdere stoffen zijn opgelost.
De stof die je oplost kan vast, vloeibaar of gas zijn.

1.4 Mengsels

Slide 33 - Tekstslide

Oplossingen
Een oplossing is een heldere, soms gekleurde vloeistof, waarin een of meerdere stoffen zijn opgelost.
De stof die je oplost kan vast, vloeibaar of gas zijn.
  • In frisdranken zit meestal de vaste stof suiker opgelost.

1.4 Mengsels

Slide 34 - Tekstslide

Oplossingen
Een oplossing is een heldere, soms gekleurde vloeistof, waarin een of meerdere stoffen zijn opgelost.
De stof die je oplost kan vast, vloeibaar of gas zijn.
  • In frisdranken zit meestal de vaste stof suiker opgelost.
  • In parfum zijn geurstoffen opgelost.
  • In bier en wijn is de vloeistof alcohol opgelost.

1.4 Mengsels

Slide 35 - Tekstslide

Suspensies
Een suspensie is een troebel mengsel van een fijn verdeelde vaste stof die zweeft in een vloeistof.
  • De korreltjes zijn fijn verdeeld, maar je kunt ze nog zien.
  • Je kunt niet door een suspensie heen kijken.
  • Meestal zakt de zwevende deeltjes na enige tijd naar beneden, dat noemen we bezinken.
  • Suspensies moet je schudden voor gebruik.


1.4 Mengsels

Slide 36 - Tekstslide

Suspensies
Een suspensie is een troebel mengsel van een fijn verdeelde vaste stof die zweeft in een vloeistof.
  • De korreltjes zijn fijn verdeeld, maar je kunt ze nog zien.
  • Je kunt niet door een suspensie heen kijken.
  • Meestal zakt de zwevende deeltjes na enige tijd naar beneden, dat noemen we bezinken.
  • Suspensies moet je schudden voor gebruik.
  • Voorbeelden zijn: chocolademelk, sinaasappelsap en verf.


1.4 Mengsels

Slide 37 - Tekstslide

Emulsies
Een emulsie is een troebel mengsels van vloeistoffen, waarbij druppeltjes van de ene vloeistof zweven in de andere.
  • Olie en water zijn beide vloeistoffen.
  • Olie lost niet op in water.
  • Als je olie mengt met water, komen er kleine oliedruppeltjes fijn verdeeld in het water te zitten.


1.4 Mengsels

Slide 38 - Tekstslide

Emulsies
Een emulsie heeft de neiging om spontaan te ontmengen. Dan ontstaan er twee lagen. De vloeistof met de kleinste dichtheid bovenop.
  • Mayonaise is een emulsie.
  • In mayonaise zit een stof die het ontmengen tegengaat.
  • Zo'n stof noemen we een emulgator.
  • De emulgator in mayonaise is eigeel.
  • Ook zeep werkt als een emulgator.
  • Andere voorbeelden van emulsies zijn: melk, halvarine en reinigingscremes.



1.4 Mengsels

Slide 39 - Tekstslide

Oplosmiddel
Een oplosmiddel is een vloeistof waarin je andere stoffen kunt oplossen. Water is een goedkope en ongevaarlijke vloeistof, waarin je veel stoffen kunt oplossen.
  • Water is niet voor alle stoffen een geschikt oplosmiddel.
  • Vet en olie lossen niet op in water, dan moet je andere oplosmiddelen gebruiken.
  • Bekende oplosmiddelen voor vet en olie zijn wasbenzine, terpentine, alcohol od aceton (nagellakremover).



1.4 Mengsels

Slide 40 - Tekstslide

Oplosmiddel
Een oplosmiddel is een vloeistof waarin je andere stoffen kunt oplossen. Water is een goedkope en ongevaarlijke vloeistof, waarin je veel stoffen kunt oplossen.
  • Water is niet voor alle stoffen een geschikt oplosmiddel.
  • Vet en olie lossen niet op in water, dan moet je andere oplosmiddelen gebruiken.
  • Bekende oplosmiddelen voor vet en olie zijn wasbenzine, terpentine, alcohol of aceton (nagellakremover).



1.4 Mengsels

Slide 41 - Tekstslide

H1 Stoffen en mengsels
Deze les:
  • 1.3 Zuivere stoffen en mengsels
  • 1.4 Mengsels
  • maken 1.3 opdracht 1 t/m 9
  • maken 1.4 opdracht 1 t/m 13

Slide 42 - Tekstslide