spelling cluster 2 kader 2 (blok 1.5)

welkom allemaal

Pak jij alvast je spullen?
Laat de iPad nog even liggen
we starten met 1.5 blz.30:
 spelling

Zie jij het taalfoutje?
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

welkom allemaal

Pak jij alvast je spullen?
Laat de iPad nog even liggen
we starten met 1.5 blz.30:
 spelling

Zie jij het taalfoutje?

Slide 1 - Tekstslide

DOEL

SPELLING VAN DE PERSOONSVORM

IN TT EN VT

- je kent de stam van een werkwoord

- je weet wat zwakke en sterke ww zijn

- je kunt de pv in de tt en vt goed spellen

Slide 2 - Tekstslide

1. Spelling

van de persoonsvorm


in de

tegenwoordige tijd

Slide 3 - Tekstslide

2. Spelling

van de persoonsvorm


in de

verleden tijd

Slide 4 - Tekstslide

PERSOONSVORM

in de

VERLEDEN TIJD



ZWAKKE WERKWOORDEN

Slide 5 - Tekstslide

ZWAKKE en STERKE

werkwoorden


Wat is het verschil?

Slide 6 - Tekstslide

STERKE

werkwoorden


hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen

Slide 7 - Tekstslide

REGELS verleden tijd

bij sterke werkwoorden


In het enkelvoud: schrijf op zoals het klinkt


In het meervoud: schrijf op zoals het klinkt

Slide 8 - Tekstslide

VOORBEELD

STERKE WERKWOORDEN


kopen : ik koop - ik kocht

lopen : ik loop - ik liep

geven : wij geven - wij gaven

kruipen : zij kruipen - zij kropen

Slide 9 - Tekstslide

ZWAKKE

werkwoorden


de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde

Slide 10 - Tekstslide

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


In het enkelvoud: stam + te / stam + de


In het meervoud: stam + ten / stam + den

Slide 11 - Tekstslide

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)

moet gebruiken

- Gebruik een ezelsbruggetje als je

het niet (zeker) weet

Slide 12 - Tekstslide

0

Slide 13 - Video

Is
GEVEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Is
KOPEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag

Is het onderstreepte woord een pv?
Pascal droomt er tegenwoordig van piloot te worden.
_________
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

Wat is van toepassing?
Pascal droomt er tegenwoordig van piloot te worden
_________
A
tt
B
vt (zwak ww)
C
vt (sterk ww)

Slide 17 - Quizvraag

Is het onderstreepte woord een pv?
Word jij morgen door Carl opgehaald?
________
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quizvraag

opdrachten
stop nu even met Lessonup en maak de opdrachten van de studiewijzer.
Kijk deze ook  na. Klaar ga verder met de Lessonup.
Opdrachten: 1.5 
2-3-4-5-6

Slide 19 - Tekstslide

Vul de juiste vorm in:
De renovatie van school (gebeuren) eind volgend jaar - TT

Slide 20 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:
Amal (verspreiden) iedere woensdag folders in zijn wijk - TT

Slide 21 - Open vraag

Vorig jaar ___ we die zware spullen zelf naar boven.
VT
A
sjouwde
B
sjouwdde
C
sjouwden
D
sjouwdden

Slide 22 - Quizvraag

Deze sloot ___ afgelopen winter niet door alle troep.
VT
A
bevriest
B
bevriesde
C
bevriesden
D
bevroor

Slide 23 - Quizvraag

Ons kleine katje ___ vanmorgen de nieuwe bank stuk.
VT
A
krabt
B
krabte
C
krabde
D
krabbelde

Slide 24 - Quizvraag

Gisteren ___ onze keuken gerenoveerd.

VT
A
word
B
werd
C
wordt
D
werdt

Slide 25 - Quizvraag

GELEERD?

SPELLING VAN DE PERSOONSVORM

IN TT EN VT

- je kent de stam van een werkwoord

- je weet wat zwakke en sterke ww zijn

- je kunt de pv in de tt en vt goed spellen

Slide 26 - Tekstslide

Wat snap je nog niet zo goed?

Slide 27 - Open vraag

Welkom
Pak jij alvast je spullen?

We starten met Lezen



Slide 28 - Tekstslide

DOEL

LEESTEKENS GOED GEBRUIKEN

- je kunt punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma's gebruiken

- je kunt dubbele punt en aanhalingstekens gebruiken bij een citaat

Slide 29 - Tekstslide

OEFENING

In de volgende zinnen zijn leestekens weggelaten.

Schrijf de zin over en plaats leestekens.

 

Kies uit:

punt, komma, dubbele punt en vraagteken

Fouten maken mag,
verbeter deze wel!

Slide 30 - Tekstslide

Vandaag hebben we drie vakken biologie wiskunde en economie

Slide 31 - Open vraag

LEESTEKENS 


- dubbele punt bij een citaat

- aanhalingstekens bij een citaat

Slide 32 - Tekstslide

CITAAT

- Wanneer iemands woorden letterlijk opgeschreven worden, heet dit een citaat

- staat altijd tussen aanhalingstekens

- begint altijd met een hoofdletter




Slide 33 - Tekstslide

AANHALINGSTEKENS bij citaat

- Een citaat staat altijd tussen aanhalingstekens


Loïs antwoordde: 'Ik vond die film erg goed.'

Sharon gilde: 'Ik weet niet of ik dat durf!'




Slide 34 - Tekstslide

DUBBELE PUNT bij citaat

- Een dubbele punt wordt vóór het citaat gebruikt


Loïs zei: 'Ik vond die film erg goed.'

Sharon gilde: 'Ik weet niet of ik dat durf!'




Hoofdletter
Na de dubbele punt volgt normaal nooit een hoofdletter. Een citaat wordt wel met een hoofdletter geschreven. Na een dubbele punt bij een citaat gebruik je WEL een hoofdletter!

Slide 35 - Tekstslide

OEFENING

In de volgende zinnen zijn leestekens weggelaten.

Schrijf de zin over en plaats leestekens.

 

Kies uit:

punt, komma, dubbele punt, vraagteken en aanhalingstekens

Fouten maken mag,
verbeter deze wel!

Slide 36 - Tekstslide

Gijs schreeuwde Help ik ben in het water gevallen

Slide 37 - Open vraag

Je kunt kiezen uit macaroni pannenkoeken of soep

Slide 38 - Open vraag

De schrijver zei Ik ben geïnspireerd door de natuur

Slide 39 - Open vraag

LEESTEKENS 

- punten

- vraagtekens

- uitroeptekens

- komma's

Slide 40 - Tekstslide

PUNTEN 

- Aan het einde van een zin


Vandaag heb ik een tenniswedstrijd.

Morgen ga ik logeren bij mijn neef.

Slide 41 - Tekstslide

VRAAGTEKENS

- Na een vraag


Hoe laat ben jij vanmiddag thuis?

'Neem jij mijn fiets mee?' vroeg Camiel.

Slide 42 - Tekstslide

UITROEPTEKENS 
  1. Om aan te geven dat iemand luid roept

'Ik ben beneden!' klonk het vanuit de kelder.

  2. Om een bevel of waarschuwing aan te geven 

 Halt, of ik schiet!   Stop!


Slide 43 - Tekstslide

KOMMA'S
  1. Maakt een zin overzichtelijker
  2. Staat op de plaats waar je bij hardop lezen even een rust neemt
  3. Tussen de delen van een opsomming
  4. Tussen 2 persoonsvormen
 Ik houd van lezen, sporten en dansen
Als je band lekt is,  moet je lopen

 



Slide 44 - Tekstslide

opdrachten
Stop nu even met LessonUp en maak de opdrachten van de studiewijzer: 1.5: 
2-3-4-5-6-8-10
Kijk wat je vorige les al af hebt gekregen!
Kijk goed na en ga dan pas verder met de volgende dia's

Slide 45 - Tekstslide

0

Slide 46 - Video

OEFENING

Je hebt je schrift en een pen nodig.


In de volgende slide staat een tekst.

Lees eerst de tekst.

Maak dan de tekst beter leesbaar.

Schrijf de tekst over in je schrift en plaats hoofdletters en leestekens.

Slide 47 - Tekstslide

Probeer de oefening binnen de tijd af te hebben.

Doe het wel goed!


timer
5:00

Slide 48 - Tekstslide

OEFENING NAKIJKEN

Je hebt een oefening in je schrift gemaakt.


Kijk de oefening met een gekleurde pen na.

Verbeter het als iets niet goed is.


In de volgende slide staat de goede uitwerking van de oefening.

Slide 49 - Tekstslide

Nakijken oefening

Slide 50 - Tekstslide

:
Appels ... bananen en peren.
Hou op ...
Ga je mee met ons ...
Jan riep ... “Goed gedaan!”

Slide 51 - Sleepvraag

GELEERD?

LEESTEKENS GOED GEBRUIKEN

- je kunt punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma's gebruiken

- je kunt dubbele punt en aanhalingstekens gebruiken bij een citaat

Slide 52 - Tekstslide