10.3 chemische vertering

10.3 Chemische vertering
Voorkennisvragen:
1. Welke stoffen zijn nodig voor de vertering van eiwitten, koolhydraten en vetten?
2. Wat zijn kenmerken van de maag?
3. Uit welke monomeren bestaan de polymeren vetten, eiwitten en koolhydraten?
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

10.3 Chemische vertering
Voorkennisvragen:
1. Welke stoffen zijn nodig voor de vertering van eiwitten, koolhydraten en vetten?
2. Wat zijn kenmerken van de maag?
3. Uit welke monomeren bestaan de polymeren vetten, eiwitten en koolhydraten?

Slide 1 - Tekstslide

3.3 Enzymen
Chemische vertering
Waarom nodig?

Slide 2 - Tekstslide

Voedingsstoffen die verteerd moeten worden 
(kleiner maken):

Eiwitten
Vetten
Grotere koolhydraten 
(= di-/polysacharides)
Voedingsstoffen die NIET worden verteerd 
(al klein genoeg):

Vitamines
Mineralen (= zouten)
Water
 Kleine suikers 
(= mono-sacharides)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

10.3 Enzymen
Chemische vertering
  • In verteringssappen
  • Helpen met vertering voedingsstoffen 
  • Amylase/maltase: zetmeel -> glucose
  • Pepsine/peptidase: eiwit -> aminozuren
  • Lipase: vetten -> glycerol en vetzuren
*verdere uitleg zie boek

Slide 5 - Tekstslide

Enzymen
Door enzymen (............... ) kunnen wij, bij lage temperaturen, stoffen afbreken (dissimilatie) of opbouwen (assimilatie).  

Enzymen zijn eiwitten. (Maken we dus zelf via DNA -> RNA -> Eiwit) 
- Naamgeving: substraat +  - ase
vb. Lactase


Slide 6 - Tekstslide

Enzymen
Enzymen hebben een optimum temperatuur (en zuurgraad = pH).

Waarom gaat het katalyseren langzamer bij een hogere/ lagere temperatuur/pH ?




Slide 7 - Tekstslide

Ontvouwen/ kapot
of temperatuur te laag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

3.3 Chemische vertering 
Lees 3.3
Maak opdrachten 18 t/m 22

Slide 11 - Tekstslide