Deugdethiek

Terugblik: bespreek met je buur het werkblad Kant en de utilisten (3min.)

1. Wat valt je op aan de antwoorden? Hoe zou je het verschil in uitkomsten bij de twee stromingen omschrijven?
2. Kunnen er situaties zijn waarin het volgen van de plicht (Kant) schadelijker is dan het zoeken naar het meeste geluk (utilisme)? Geef een voorbeeld. 
3. Wat is volgens het utilisme de belangrijkste waarde? En volgens Kant? 
4. Wat is het grootste probleem met het utilisme, denk je? 
5. Wat is het grootste probleem met de deontologie, denk je? 
6. Welke van de twee stromingen is beter om hedendaagse problemen aan te pakken, zoals klimaatverandering of kunstmatige intelligentie? 

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FilosofieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Terugblik: bespreek met je buur het werkblad Kant en de utilisten (3min.)

1. Wat valt je op aan de antwoorden? Hoe zou je het verschil in uitkomsten bij de twee stromingen omschrijven?
2. Kunnen er situaties zijn waarin het volgen van de plicht (Kant) schadelijker is dan het zoeken naar het meeste geluk (utilisme)? Geef een voorbeeld. 
3. Wat is volgens het utilisme de belangrijkste waarde? En volgens Kant? 
4. Wat is het grootste probleem met het utilisme, denk je? 
5. Wat is het grootste probleem met de deontologie, denk je? 
6. Welke van de twee stromingen is beter om hedendaagse problemen aan te pakken, zoals klimaatverandering of kunstmatige intelligentie? 

Slide 1 - Tekstslide

Aristoteles: deugdethiek

Slide 2 - Tekstslide

Studiewijzer
Week 47
HOIDS B2, H5.4.3 (p.29 t/m 37)
Inleveropdracht deugdethiek

 Je weet wat deugdethiek inhoudt, wat deugden zijn en kunt dit toepassen op je eigen leven
 Je kunt de morele positie van Aristoteles uitleggen, toepassen en evalueren en vergelijken met andere ethische posities (m.n. utilisme en deontologie)


Slide 3 - Tekstslide

Wat is volgens jou het goede om te doen?
Je trekt een deken over je hoofd en doet alsof er niks aan de hand is
Met het gevaar dat de inbreker je hoort, probeer je de politie te bellen en maak je de anderen wakker in huis
Je pakt een knuppel/hockeystick, rent de trap af en slaat de inbreker bewusteloos

Slide 4 - Poll

Aristoteles
  • Ethiek draait om het inschatten van jezelf in een situatie
  • Het is daarbij zaak de juiste houding of instelling te vinden 
  • Aristoteles: ethiek begint met het karakter of goede karaktereigenschappen 

Slide 5 - Tekstslide

Denk aan een vriend, vriendin of familielid. Welke goede karaktereigenschappen waardeer jij in hem/haar? Noem er drie. (1 min. bedenktijd)

Slide 6 - Open vraag

"Een houding die ons in staat stelt ons handelingen voor te nemen, en die het midden houdt in relatie tot ons, een midden zoals dat bepaald is door een overleg en wel zoals een verstandig mens het zou bepalen"

Aristoteles, Ethica Nicomachea
4 elementen
  • Een houding
  • Een midden
  • In relatie tot jezelf
  • Bepaald door overleg (ratio)

Slide 7 - Tekstslide

Aristoteles
  • Teleologisch mens- en wereldbeeld
  • Alles in de werkelijkheid heeft een Τέλος: doel/voleinding/hoogste vorm
  • Telos voor de mens is εὐδαιμονία (eudaimonia) -> geluk/welzijn
  • Dat bereik je als je een goed karakter of goede karaktereigenschappen hebt, oftewel handelt volgens deugden

Slide 8 - Tekstslide

ἀρετή – deugd/voortreffelijkheid

  • Karaktereigenschap of houding waardoor je goed handelt (ook wel optimum of voortreffelijkheid)
  • Het is verhouding tot je emoties: de juiste keuze t.o.v. hoe je je voelt
  • Houdt het midden tussen 2 uitersten: een te veel en een te weinig
Voorbeeld: 
Lafheid - moed - overmoed
gieren - vrijgevig  - verkwistend

  • Hoe zit dat jullie voorbeelden? Schrijf de 3 deugden die je eerder hebt bedacht in je schrift en noteer wat het teveel en het te weinig is. (2 min.)


Slide 9 - Tekstslide

Als je een ethische positie inneemt zoals Aristoteles en stelt 'de goede handeling komt voort uit de deugd', dan is dat een voorbeeld van
A
Descriptieve ethiek
B
Normatieve ethiek
C
Meta-ethiek
D
Geen van bovenstaande

Slide 10 - Quizvraag

Als deugdethicus te werk
Maak in duo's de opdrachten op de hand-out waarop we oefenen met de deugdethiek. Beantwoord steeds de vragen:

  1. Welke deugden zijn hier in het spel?
  2. Wat is van deze deugden het 'te veel' en het 'te weinig’?
  3. Wat is het juiste midden, het optimum of voortreffelijkheid in de situatie?
  4. Hoe zou je op basis hiervan handelen?

10 min. werktijd, daarna klassikale bespreking

Slide 11 - Tekstslide

Deugdethiek
  • Kardinale deugden: moed, gematigdheid, verstandigheid/wijsheid en rechtvaardigheid
  • Deugden zijn algemeen, maar moeten  altijd worden toegepast in concrete situatie
  • Dit vraag praktische wijsheid (φρόνησις) 
  • Geen absolute maatstaf
  • Altijd in relatie tot jezelf en anderen 


Slide 12 - Tekstslide

Is een deugd een voldoende of een noodzakelijke voorwaarde voor goed handelen?
A
Noodzakelijk
B
Voldoende
C
Noodzakelijk en voldoende
D
Geen van beide

Slide 13 - Quizvraag

Vorming
  • Deugden altijd relationeel: wij zijn een gemeenschapswezen
  • Hoe verkrijg je een goed karakter?  
  • Door opvoeding en oefening
  • We hebben daarbij voorbeelden nodig

Wie kan als voorbeeld dienen?


Slide 14 - Tekstslide

Wie is een deugdzaam mens?
Opdracht: schrijf een tekst van max. 400 woorden met pen en papier. Kies één van de deugden die in jouw leven belangrijk zijn. De tekst bevat de volgende elementen:
  • Wat is van de gekozen deugd het ‘te veel’ en wat ‘te weinig’? Wat is het juiste midden? Geef ook een voorbeeld van een situatie waaruit dit juiste midden blijkt (150 woorden)
  • Leg uit wat je moet doen om deze deugd te oefenen. Welke activiteiten kun je ondernemen om er beter in te worden? Waarom passen specifiek die handeling bij je gekozen deugd? (150 woorden)
  • Wie is een voorbeeld? Wie heeft bij uitstek de karaktereigenschap die jij waardeert? (100 woorden)
  • Als jijzelf de deugd gaat oefenen: hoe kun je dat doen? Wees concreet! (100 woorden)
5 min. research met iPad, daarna 30 min. schrijven op papier. Je levert je schrijfwerk in.



Slide 15 - Tekstslide