wk 38: les 2 - grammatica redekundig ontleden

Donderdag 22 september - 2A
  • 10 minuten stillezen
  • Terugblik grammatica: redekundig ontleden (blz. 26)
  • Huiswerkopdrachten nakijken
  • Aan de slag!


--> Heeft iedereen titel + schrijver leesboek doorgegeven?










timer
10:00
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Donderdag 22 september - 2A
  • 10 minuten stillezen
  • Terugblik grammatica: redekundig ontleden (blz. 26)
  • Huiswerkopdrachten nakijken
  • Aan de slag!


--> Heeft iedereen titel + schrijver leesboek doorgegeven?










timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les heb je...
...geleerd je de persoonsvorm, het onderwerp en het wwg kan vinden in een zin.
...geleerd hoe je het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp kan vinden in een zin.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les ga je leren...
...hoe je het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp kunt vinden in een zin.  
...hoe je de bijwoordelijke bepaling kunt vinden.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerkopdrachten bespreken

Opdr. 7, 8 zelf nakijken --->

Samen bespreken opdr. 10, 11 (blz. 28-29)


7 a. Lijdend vw: fors meer gevallen van verzekeringsfraude
b. Lijdend vw: overmatige belangstelling voor het weer
c. Lijdend vw:    kortzichtigheid. Meewerkend vw: de werkgevers
 d. Lijdend vw: zijn kunstcollectie. Meewerkend vw: het Stedelijk Museum
e. Lijdend vw: de overwinning. Meewerkend vw: zijn team
 f. Meewerkend vw: hem

8     a    vorig jaar
    b     nooit
    c / d -
    e    In de 89e minuut, met een magnifiek doelpunt
    f    Vijf minuten daarvoor, door een scheidsrechterlijke dwaling


Slide 5 - Tekstslide

Aan de slag!
Ga naar LessonUp en log in
Maak de vragen op de volgende slides


Slide 6 - Tekstslide

Waar is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald. 
A
Gisteren hebben / we / een lief katertje / bij het dierenasiel / opgehaald.
B
Gisteren / hebben / we / een lief katertje bij het dierenasiel / opgehaald.
C
Gisteren / hebben / we een lief katertje / bij het dierenasiel / opgehaald.
D
Gisteren / hebben / we / een lief katertje / bij het dierenasiel / opgehaald.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde WWG?
(WWG = alle werkwoorden in de zin)


Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald. 
A
hebben
B
opgehaald
C
hebben opgehaald
D
gisteren

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het onderwerp OND?
(OND = wie doet iets, 'wie hebben opgehaald'?


Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald. 
A
we
B
bij het dierenasiel
C
een lief katertje
D
gisteren

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp LV?
(LV = wie/wat hebben we gisteren opgehaald?


Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald. 
A
we
B
bij het dierenasiel
C
een lief katertje
D
gisteren

Slide 10 - Quizvraag

Welke zinsdelen blijven over?


Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald. 
A
gisteren
B
bij het dierenasiel
C
opgehaald
D
gisteren, bij het dierenasiel

Slide 11 - Quizvraag

BONUSVRAAG: hoe noem je de zinsdelen die je overhoudt als je alles goed hebt ontleed?


Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald. 
A
bijwoordelijke bepaling
B
bwb

Slide 12 - Quizvraag

Heb / je / hem / vandaag / het goede nieuws / verteld?/
Werkwoordelijk gezegde (WWG) =
A
Heb verteld
B
je
C
hem
D
het goede nieuws

Slide 13 - Quizvraag

Heb / je / hem / vandaag / het goede nieuws / verteld?/
Onderwerp (OND) =
A
Heb verteld
B
je
C
hem
D
het goede nieuws

Slide 14 - Quizvraag

Heb / je / hem / vandaag / het goede nieuws / verteld?/
Lijdend voorwerp (LV) =
A
Heb verteld
B
je
C
hem
D
het goede nieuws

Slide 15 - Quizvraag

Heb / je / hem / vandaag / het goede nieuws / verteld?/
Meewerkend voorwerp (MV) =
A
Heb
B
je
C
hem
D
het goede nieuws

Slide 16 - Quizvraag

Welk zinsdeel blijft over?
A
vandaag
B
je
C
hem
D
het goede nieuws

Slide 17 - Quizvraag

Hoe noem je dit zinsdeel?
A
bijwoordelijke bepaling
B
bwb

Slide 18 - Quizvraag

Op welke vraag geeft dit zinsdeel antwoord?
A
wanneer?
B
hoe?
C
met wie?
D
waar?

Slide 19 - Quizvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
De ober 
heeft 
de jas
aan de klant 
gegeven. 

Slide 20 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Gisteren
bracht
ze
een goed boek
voor mij
mee.

Slide 21 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Marjan
had
een mooi gedicht
voor haar opa 
geschreven. 

Slide 22 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Het jongetje
gaf
haar
zijn mooiste tekening
op haar verjaardag. 

Slide 23 - Sleepvraag

Dus welke twee vragen stel je om het meewerkend voorwerp in een zin te vinden?

Slide 24 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten.
A
Er is geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 25 - Quizvraag

Einde van deze les
Klaar? Maak opdr. 12 op blz. 29

Slide 26 - Tekstslide