wk 13

Deze les maak je op maandag 23 maart

slide 1 t/m 26
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Deze les maak je op maandag 23 maart

slide 1 t/m 26

Slide 1 - Tekstslide

Vul hier in welk boek je gaat lezen voor Nederlands in periode 3 (titel + schrijver)

Slide 2 - Open vraag

Vorige les heb je...
...de onderdelen van zinsontleding herhaald.
...alle woordsoorten herhaald.

Slide 3 - Tekstslide

Eerst even een paar herhalingsvragen over zinsontleding (pv t/m lv)

Slide 4 - Tekstslide

Waar is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald. 
A
Gisteren hebben | we |een lief katertje | bij het dierenasiel | opgehaald.
B
Gisteren | hebben | we |een lief katertje bij het dierenasiel | opgehaald.
C
Gisteren | hebben | we een lief katertje | bij het dierenasiel | opgehaald.
D
Gisteren | hebben | we |een lief katertje | bij het dierenasiel | opgehaald.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde WWG? (= alle werkwoorden in de zin)


Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald. 
A
hebben
B
opgehaald
C
hebben opgehaald
D
gisteren

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het onderwerp OND? (wie doet iets, wie hebben opgehaald?


Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald. 
A
we
B
bij het dierenasiel
C
een lief katertje
D
gisteren

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp LV? (wie/wat hebben we gisteren opgehaald?


Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald. 
A
we
B
bij het dierenasiel
C
een lief katertje
D
gisteren

Slide 8 - Quizvraag

Welke zinsdelen blijven over?


Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald. 
A
gisteren
B
bij het dierenasiel
C
opgehaald
D
gisteren, bij het dierenasiel

Slide 9 - Quizvraag

BONUSVRAAG: hoe noem je de zinsdelen die je overhoudt als je alles goed hebt ontleed?


Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald. 
A
bijwoordelijke bepaling
B
bwb

Slide 10 - Quizvraag

Vandaag ga je leren...
...hoe je het meewerkend voorwerp kunt vinden.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Bekijk het uitlegfilmpje over het meewerkend voorwerp op de volgende slide.

Slide 15 - Tekstslide

0

Slide 16 - Video

Slide 17 - Tekstslide

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
De ober 
heeft 
de jas
aan de klant 
gegeven. 

Slide 18 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Gisteren
bracht
ze
een goed boek
voor mij
mee.

Slide 19 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Marjan
had
een mooi gedicht
voor haar opa 
geschreven. 

Slide 20 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Het jongetje
gaf
haar
zijn mooiste tekening
op haar verjaardag. 

Slide 21 - Sleepvraag

Dus welke twee vragen stel je om het meewerkend voorwerp in een zin te vinden?

Slide 22 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten.
A
Er is geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 23 - Quizvraag

Ik weet hoe ik het meewerkend voorwerp kan vinden in een zin.
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quizvraag

Ik kan het meewerkend voorwerp vinden in een zin.
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quizvraag

Aan de slag!
  • Ga naar Learnbeat en log in
  • Ga naar Grammatica Blok 4 (1.4)
  • Ga naar B Zinsontleding – Meewerkend voorwerp, maak vraag 2 t/m 9

Slide 26 - Tekstslide

Einde van deze les

Slide 27 - Tekstslide

Deze les maak je op dinsdag 24 maart

slide 28 t/m 45

Slide 28 - Tekstslide

Vorige les heb je...
...hoe je het meewerkend voorwerp kunt vinden.

Slide 29 - Tekstslide

Vandaag ga je...
...meer oefenen met het vinden van het meewerkend voorwerp.
...leren wat de bijwoordelijke bepaling is.

Slide 30 - Tekstslide

Hoe kun je het meewerkend voorwerp vinden?

Slide 31 - Open vraag

Heb / je / hem / vandaag / het goede nieuws / verteld?/
Werkwoordelijk gezegde (WWG) =
A
Heb verteld
B
je
C
hem
D
het goede nieuws

Slide 32 - Quizvraag

Heb / je / hem / vandaag / het goede nieuws / verteld?/
Onderwerp (OND) =
A
Heb verteld
B
je
C
hem
D
het goede nieuws

Slide 33 - Quizvraag

Heb / je / hem / vandaag / het goede nieuws / verteld?/
Lijdend voorwerp (LV) =
A
Heb verteld
B
je
C
hem
D
het goede nieuws

Slide 34 - Quizvraag

Heb / je / hem / vandaag / het goede nieuws / verteld?/
Meewerkend voorwerp (MV) =
A
Heb
B
je
C
hem
D
het goede nieuws

Slide 35 - Quizvraag

Welk zinsdeel blijft over?
A
vandaag
B
je
C
hem
D
het goede nieuws

Slide 36 - Quizvraag

Hoe noem je dit zinsdeel?
A
bijwoordelijke bepaling
B
bwb

Slide 37 - Quizvraag

Op welke vraag geeft dit zinsdeel antwoord?
A
wanneer?
B
hoe?
C
met wie?
D
waar?

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Tekstslide

De bijwoordelijke bepaling (bwb)
  • Als je stap 1 t/m 6 van het stappenplan zinsontleding goed hebt gedaan, is de bijwoordelijke bepaling alles wat je overhoudt.
  • De bijwoordelijke bepaling zegt iets over tijd, plaats, richting, hoe lang iets duurt, de manier waarop iets gebeurt etc.
  • Ook woordjes als niet, al, toch zijn bwb. Er kunnen meerdere bwb's in één zin zitten.

Bekijk het filmpje op de volgende slide.

Slide 40 - Tekstslide

0

Slide 41 - Video

Aan de slag!
  • Ga naar Learnbeat en log in
  • Ga naar Grammatica Blok 4 (1.4)
  • Ga naar C Zinsontleding – Bijwoordelijke bepaling, maak vraag 1, 5, 6

  • Ga naar Grammatica Blok 5 (1.5)
  • Ga naar A Zinsontleding – Weet je het nog?, maak vraag 2, 3

Slide 42 - Tekstslide

Lesdoel behaald? Ik weet hoe ik de bwb kan vinden in een zin.
A
Ja
B
Nee

Slide 43 - Quizvraag

Lesdoel behaald? Ik kan de bwb vinden in een zin.
A
Ja
B
Nee

Slide 44 - Quizvraag

Einde van deze les

Slide 45 - Tekstslide