over leestekens, directe- en indirecte rede en de juiste spelling van woorden met c,cc,ck en kk.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1
In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
H6 - spelling
over leestekens, directe- en indirecte rede en de juiste spelling van woorden met c,cc,ck en kk.
Slide 1 - Tekstslide
Planning van deze les
- Lesdoel
- Voorkennis ophalen
- Instructie
- Samen starten met opdracht 2/3
- Verwerking
- Afronden/terugblik
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoel:
Ik kan komma's correct gebruiken.
Ik kan de directe rede en de indirecte rede correct toepassen.
Ik weet wat een citaat is en wanneer/hoe ik aanhalingstekens gebruik.
Slide 3 - Tekstslide
Wat weet je al over leestekens?
Slide 4 - Woordweb
Wanneer gebruik je een hoofdletter?
Slide 5 - Woordweb
komma
tussen twee persoonsvormen: omdat ik ziek ben, kom ik vandaag niet
bij een opsomming: we hebben Nederlands, Frans en Duits
tussen een naam/uitroep en de rest van de zin: He, wat doe jij daar?
Slide 6 - Tekstslide
dubbele punt
een opsomming:
Sophie is dol op zoetigheid: snoep, ijs, gebak en toetjes.
een toelichting:
We eten elke dag verse groenten: dat is gezond.
een citaat:
Vader zei: ‘Ik zal de barbecue alvast even aansteken.’
Slide 7 - Tekstslide
directe rede
Je gebruikt aanhalingstekens als je de directe rede gebruikt. Je geeft dan iemands woorden letterlijk weer. Dat heet ook wel ‘citeren’.
Slide 8 - Tekstslide
directe rede
Om het citaat zelf zet je aanhalingstekens. Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt: – Vader zei: ‘Ik zal de barbecue alvast even aansteken.’
Als het citaat vooropstaat, gebruik je geen dubbele punt. – ‘Ik zal de barbecue alvast even aansteken’, zei vader.
Slide 9 - Tekstslide
indirecte rede
Je kunt iemands woorden ook weergeven in de indirecte rede. Dan gebruik je geen aanhalingstekens en geen dubbele punt. In de indirecte rede veranderen vaak het onderwerp en het gezegde, vergeleken met de originele zin.
Slide 10 - Tekstslide
indirecte rede
– directe rede:
Vader zei: ‘Ik zal de barbecue alvast even aansteken.’
– indirecte rede:
Vader zei dat hij de barbecue alvast even zou aansteken.
Slide 11 - Tekstslide
Mijn moeder roept: 'Kom direct thuis!'
A
Indirecte rede
B
Directe rede
Slide 12 - Quizvraag
Hij vroeg of hij me kon helpen.
A
Indirecte rede
B
Directe rede
Slide 13 - Quizvraag
Jan zei dat hij ziek was.
A
Indirecte rede
B
Directe rede
Slide 14 - Quizvraag
Zet de zinnen in de indirecte rede
'Wie gaat er mee naar de verjaardag van Hassan?', vraagt Jasper.
Slide 15 - Tekstslide
Zet de zinnen in de indirecte rede
De politieagent zei: 'Zet jullie fietsverlichting aan!'
Slide 16 - Tekstslide
Zet de zinnen in de indirecte rede
'Kan ik van jou een euro lenen?', vroeg Coby aan Nermina.
Slide 17 - Tekstslide
Zet de zinnen in de indirecte rede
De trainer zei: 'Volgende week kunnen we kampioen worden!'
Slide 18 - Tekstslide
Zet de zinnen in de directe rede
Carlo zei dat we vanmiddag bij hem thuis mogen gamen.
Slide 19 - Tekstslide
Zet de zinnen in de directe rede
Dini vraagt aan haar teamleden waar de ballentas is.
Slide 20 - Tekstslide
Zet de zinnen in de directe rede
Mijn moeder zei dat ik om 20.00 uur thuis moest zijn.
Slide 21 - Tekstslide
Zet de zinnen in de directe rede
Ik vroeg mijn zusje wat ze voor haar verjaardag wilde hebben.
Slide 22 - Tekstslide
Spelling: H6 - Opdracht 1,2,3 en 5
blz. 184-185
Niet af? Flexles NE - ZWU - huiswerk :)
Verwerking
timer
10:00
Slide 23 - Tekstslide
Lesdoel behaald?
Ik kan komma's correct gebruiken.
Ik kan de directe rede en de indirecte rede correct toepassen.
Ik weet wat een citaat is en wanneer/hoe ik aanhalingstekens gebruik.
Slide 24 - Tekstslide
Geef een voorbeeld van een zin in de indirecte rede.
Slide 25 - Open vraag
Geef een voorbeeld van een zin in de directe rede. (let hierbij ook op de leestekens)
Slide 26 - Open vraag
Welk cijfer geef je jezelf deze les? (inzet, werkhouding)
Slide 27 - Woordweb
Welk cijfer geef je jezelf qua beheersing van de lesstof?