H6 Spelling

Welkom!

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
-Toetsweek 2
-Terugblik spelling H1 t/m H4
-Spelling H6
-Weektaak 

Slide 2 - Tekstslide

Agenda
dinsdag 11 januari
maken H6 Spelling
opdracht 1 t/m 5


Slide 3 - Tekstslide

Toetsweek
toets Nederlands
Formuleren H2 t/m H6
Spelling H1 t/m H4 + H6


Slide 4 - Tekstslide

Spelling H1 t/m H4
  • Ik kan hoofdletters en leestekens op de juiste manier gebruiken.
  • Ik kan een woordenboek gebruiken.
  • Ik kan een meervoud van een zelfstandig naamwoord op -en maken.
  • Ik kan een meervoud van een zelfstandig naamwoord op ’s maken.


Slide 5 - Tekstslide

meervoud van dvd
A
dvds
B
dvd-s
C
dvd's

Slide 6 - Quizvraag

meervoud van café
A
cafés
B
cafees
C
café's
D
cafées

Slide 7 - Quizvraag

meervoud van paragraaf
A
paragraven
B
paragrafen

Slide 8 - Quizvraag

meervoud van calorie
A
caloriën
B
calorieën

Slide 9 - Quizvraag

Spelling H6
  • Ik kan de directe rede en de indirecte rede correct toepassen.
  • Ik weet wat een citaat is en wanneer/hoe ik aanhalingstekens gebruik.


Slide 10 - Tekstslide

komma
  • tussen twee persoonsvormen: omdat ik ziek ben, kom ik vandaag niet
  • bij een opsomming: we hebben Nederlands, Frans en Duits
  • tussen een naam/uitroep en de rest van de zin: He, wat doe jij daar?


Slide 11 - Tekstslide

dubbele punt
  • een opsomming: 
Julie is dol op zoetigheid: snoep, ijs, gebak en toetjes.
  • een toelichting: 
We eten elke dag verse groenten: dat is gezond.
  • een citaat: 
 Vader zei: ‘Ik zal de barbecue alvast even aansteken.’


Slide 12 - Tekstslide

directe rede
Je gebruikt aanhalingstekens als je de directe rede gebruikt. Je geeft dan iemands woorden letterlijk weer. Dat heet ook wel ‘citeren’. 

Slide 13 - Tekstslide

directe rede
Om het citaat zelf zet je aanhalingstekens. Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt:
Vader zei: ‘Ik zal de barbecue alvast even aansteken.’

Als het citaat vooropstaat, gebruik je geen dubbele punt.
‘Ik zal de barbecue alvast even aansteken’, zei vader.


Slide 14 - Tekstslide

indirecte rede
Je kunt iemands woorden ook weergeven in de indirecte rede. Dan gebruik je geen aanhalingstekens en geen dubbele punt. In de indirecte rede veranderen vaak het onderwerp en het gezegde, vergeleken met de originele zin.


Slide 15 - Tekstslide

indirecte rede
– directe rede: 
Vader zei: ‘Ik zal de barbecue alvast even aansteken.’

– indirecte rede: 
Vader zei dat hij de barbecue alvast even zou aansteken.


Slide 16 - Tekstslide

Indirecte rede
Directe rede
Het is heel erg koud vandaag!
Linde zei dat ze er geen zin in had.
Volgens Rosanne heeft het gevroren
Ik ga straks gamen

Slide 17 - Sleepvraag

Welke zin staat er in de directe rede?
A
Mijn vader zegt dat hij morgen thuiskomt.
B
Mijn moeder roept: 'Kom direct thuis!'
C
Het meisje vertelt mij dat ze morgen jarig is.
D
Simon vertelde mij dat hij gister ziek was.

Slide 18 - Quizvraag

Welke zin staat in de indirecte rede?
A
Hij vroeg of hij me kon helpen.
B
Hij vroeg: "Kan ik u helpen?"

Slide 19 - Quizvraag

Bij welke zin is de directe rede goed gebruikt?
A
Jan zei dat hij ziek was.
B
Jan zei: dat hij ziek was.
C
Jan zei: "Ik ben ziek."
D
"Jan zei ik ben ziek"

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Toetsweek
toets Nederlands
Formuleren H2 t/m H6
Spelling H1 t/m H4 + H6


Slide 22 - Tekstslide

Agenda
dinsdag 11 januari
maken H6 Spelling
opdracht 1 t/m 5


Slide 23 - Tekstslide