Hoe leer je?

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Je onthoudt...
10% van wat je leest 
20% van wat je hoort 
30% van wat je ziet 

50% van wat je hoort én ziet 
70% van wat je met anderen bespreekt
 80% van wat je evalueert en nabespreekt

 90% van wat je uitlegt aan anderen

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel kan jouw brein aan?
  • Je hersenen kunnen maar 1 ding tegelijkertijd.
  • Door afleiding minder goede concentratie.
  • Waar was ik gebleven? Wat was ik aan het doen? 
  • Langer bezig met school.
  • Dus..... 
  • Leg de mobiel weg.
  • Rustige studeerplek.

Slide 5 - Tekstslide

HERHALING!

Slide 6 - Tekstslide

Teksten leren
Voor toetsen moet je de juiste informatie uit de teksten halen en de juiste begrippen aan elkaar koppelen. Begrijpend lezen en het leggen van verbanden zijn daardoor heel erg belangrijk.

Slide 7 - Tekstslide

Dikgedrukte woorden
 4 vragen beantwoorden:
- Wat is het?
- Wat doet het? (wat veroorzaakt het/welke gevolgen heeft het)
- Hoe werkt het? (wat gebeurt er precies/het functioneren)
- Met welke onderdelen of functies werkt het samen (of heeft het te maken) en hoe?

Slide 8 - Tekstslide

Verbanden leggen
Hierdoor koppel je de dik gedrukte woorden aan elkaar en leer je verbanden te leggen in plaats van de dik gedrukte woorden reproduceren.

Daarnaast kun je oefenen met vragen die met het onderwerp te maken hebben.

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer heb ik een leerdoel behaald? 
Als je het een ander kunt uitleggen
en je er verschillende vragen over kunt beantwoorden 

1. leg de ander uit (zonder uhhhh's)
2. laat je overhoren
3. maak oefeningen / testjezelf 

Slide 10 - Tekstslide

Wat als je het leerdoel niet hebt behaald? 
1. Bij de doelstellingen staan ook uitlegflimpjes + extra oefeningen 
2. Probeer het op een andere manier te leren (leertips) 
3. Ga samen leren of laat je overhoren 
4. Op meerdere dagen herhalen, dan komt het vanzelf in je lange termijn geheugen 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Tijdens de toets

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Naar welk verband wordt gevraagd?

Moet je een oorzaak/ gevolg uitleggen? Moet je een conclusie trekken uit de gegevens? Om dit te achterhalen kun je gebruik maken van de signaalwoorden uit de vraag.

Slide 15 - Tekstslide

Over welk hoofdonderwerp in de Biologie gaat deze vraag?

Bedenk bij welk hoofdonderwerp deze vraag hoor. Dit kan je op het juiste spoor zetten voor te gebruiken tabellen of begrippen in het antwoord.


Voeding en vertering

Slide 16 - Tekstslide

Welke gegevens uit de vraag kan ik gebruiken?

Lees de informatie uit de context gericht door om relevante gegevens te vinden die je nodig hebt voor het antwoord.
Arceer eventueel.

Slide 17 - Tekstslide

Welke gegevens/ kennis moet ik zelf toevoegen?

Bedenk welke kennis je nog moet toevoegen om het antwoord compleet te maken. Bedenk ook welke biologische begrippen waarschijnlijk in het antwoord moeten voorkomen. 


Enzymen, koolhydraten, eiwitten, vetten, organen


Slide 18 - Tekstslide

Maak de antwoordstarter
Herhaal de vraag + neem het signaalwoord dat past bij het verband in de vraag + voeg het hulpmiddel toe.


Snoekkroketten zijn lichter verteerbaar dan kippen-, rund- en varkensvleeskroketten omdat in de tabel staat dat ..........

Slide 19 - Tekstslide

Maak het antwoord compleet
Voeg informatie uit de context en eigen informatie toe om het antwoord compleet te maken.


Slide 20 - Tekstslide

Controle
Lees de vraag nog een keer goed door en kijk nog een keer kritisch naar je antwoord. Beantwoord je de vraag? Zo niet: pas aan.


Slide 21 - Tekstslide

Meest gemaakte fouten
1. Er worden halve antwoorden gegeven (bijv. geen uitleg geven terwijl daar wel om wordt gevraagd).
2. Onderdelen worden door elkaar gehaald door het te snel trekken van conclusies (begeleidende informatie wordt soms verkeerd of te snel gelezen).
3. Er worden geen verbanden gelegd bij nieuwe situaties en voorbeelden.

Slide 22 - Tekstslide

'Halve' antwoorden
Wat is een amfibie?
De vraag was: wat ís een amfibie en niet: geef een voorbeeld van een amfibie.
Je kunt hier dus niet volstaan met: een kikker. 
Daarmee leg je nog niet uit wat een amfibie is. 
Je mag je antwoord natuurlijk wel verduidelijken met een voorbeeld.

Slide 23 - Tekstslide

Niet goed de begeleidende tekst lezen

Sophie maakt een natuurgetrouwe tekening van een bruine boon.
Ze kleurt de boon in en geeft met horizontale lijnen het poortje en de navel aan. 

Vraag 1: noem nog twee zichtbare kenmerken van de bruin boon bij een buitenaanzicht.
Geef dus niet de antwoorden die al in de tekst worden genoemd!

Slide 24 - Tekstslide

Er worden geen verbanden gelegd

Raél snijdt een pitje van een watermeloen door midden.
Hij is verbaasd dat de binnenkant van het pitje wit is ipv zwart. zoals de buitenkant.

Leg uit waarom een pitje van een watermeloen aan de binnenkant een andere kleur heeft dan aan de buitenkant.

Slide 25 - Tekstslide

Leerlingen schieten vaak in paniek, omdat ze helemaal niets geleerd hebben over een watermeloen.

In dit voorbeeld moet je bedenken dat een pitje een zaad is. 
Daarna bedenk je wat je allemaal weet van zaden.
Dan kun je vast wel bedenken dat de zwarte buitenkant de zaadhuid is en de witte binnenkant de zaadlobben.
Je schiet vaak in paniek, omdat je helemaal niets geleerd hebt over een watermeloen.


In dit voorbeeld moet je bedenken dat een pitje een zaad is.
Daarna bedenk je wat je allemaal weet van zaden.

Dan kun je vast wel bedenken dat de zwarte buitenkant de zaadhuid is en de witte binnenkant de zaadlobben.
Want dat was wél iets wat je moest leren.

Slide 26 - Tekstslide