Les 11: De overheid in de tijd

Economie
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Economie

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen
  • Herhaling vorige les
  • Opdrachten bespreken
  • Bespreken hoofdstuk 3
  • Zelf aan de slag 

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling
  • Door welke twee factoren wordt het menselijk kapitaal in een land beïnvloed? 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Is dit een voorteken van een groeiende- of een krimpende economie? leg je antwoord uit

Slide 5 - Open vraag

Opgaven

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Nieuwsartikel
  • Wat is een pensioenfonds?
  • Hoeveel waarde vertegenwoordigt bijvoorbeeld dit pensioenfonds?
  • Hoe werkt dit in het buitenland?

Slide 8 - Tekstslide

Nieuwsartikel
  • plek waar werknemers sparen voor hun pensioen
  • 475 miljard bij deze pensioenmaatschappij
  • buitenland werkt veelal met omslagstelstel

Slide 9 - Tekstslide

H3: De overheid in de tijd
Gericht op de continuïteit van een land

Slide 10 - Tekstslide

Hoe komt de overheid aan geld?
  • staatsobligaties: leningen als kleine stukjes verkopen voor het financieren van de staat.

Slide 11 - Tekstslide

Waar investeert de overheid in:
collectieve goederen: onderwijs, infrastructuur, zorg, sociale zekerheid, enzovoort

Slide 12 - Tekstslide

Waarom in onderwijs en zorg e.d.?
Positieve externe effecten: het leidt uiteindelijk tot een hoger bruto binnenlands product (bbp) (totale toegevoegde waarde die een land produceert), doordat er een hogere arbeidsproductiviteit ontstaat

Slide 13 - Tekstslide

Staatsschuld en financieringstekort:
  • De Nederlandse overheid komt meestal geld te kort en heeft dus een financieringstekort. Dit leidt uiteindelijk tot een staatsschuld

Slide 14 - Tekstslide

Hoe hoog denk je dat de staatsschuld van Nederland nu is?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Wie betaalt deze staatsschuld?

Slide 17 - Open vraag

Wordt meestal uitgedrukt als % van het bbp:
Regels eurozone:
  • financieringstekort niet meer dan 3% van het bbp
  • staatsschuld niet hoger dan 60% van het bbp

Wordt standaard niet aangehouden

Slide 18 - Tekstslide

Bereken de staatsschuld wanneer het bbp €200 mld is en het percentage van de staatsschuld 55% van het bbp is.

Slide 19 - Open vraag

Als de staatsschuld 18 miljard is en deze is 60% van het BBP. Hoe hoog is het BBP dan?

Slide 20 - Open vraag

Als de overheid dit jaar 10 miljard aan belasting binnen krijgt en 15 miljard uitgeeft, waar is dan sprake van
A
De staatsschuld is 5 mld
B
De staatsschuld is 5 mld toegenomen en het financieringstekort is 5 mld
C
Het financieringstekort is 5 mld toegenomen
D
het financieringstekort is 5 mld toegenomen en de staatsschuld is 5 mld

Slide 21 - Quizvraag

Als de staatsschuld dit jaar 295 miljard is en deze is met 5% toegenomen ten opzichte van vorig jaar. wat was de schuld vorig jaar?

Slide 22 - Open vraag

Staatsschuld laten dalen:
2 manieren:
  1. Minder uitgeven dan binnenkomt
  2. Je BBP laten stijgen

Slide 23 - Tekstslide

Ruilen tussen generaties
Als je een bepaalde leeftijd hebt bereikt en je wil stoppen met werken, hoe kom je dan aan geld?

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Algemene Ouderdomswet (AOW)
  • Mensen die nu werken, dragen geld af voor het AOW van ouderen. Dit is een omslagstelsel: pensioenstelsel waarbij de pensioenuitkeringen gefinancierd worden door belastingen en premieheffing 

Slide 26 - Tekstslide

Aanvullend pensioen:
  • Mensen sparen zelf geld voor later. Dit is dus een kapitaaldekkingsstelsel: pensioenstelsel waarbij de pensioenuitkeringen gefinancierd worden door opgebouwd kapitaal.  

Slide 27 - Tekstslide

Verschil:
  • kapitaaldekkingsstelsel: Ik moet zelf betalen voor mijn aanvullende pensioen.
  • Omslagstelsel: Jullie betalen straks (een paar jaar) voor mijn AOW. 

Slide 28 - Tekstslide

Zelf aan de slag

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide