Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
oefeningen
Zou deze vergrijzing voornamelijk een probleem zijn voor de betaalbaarheid van pensioenen (kapitaaldekkingsstelsel) of voor de AOW (omslagstelsel)?
A
Pensioenen (kapitaaldekkingsstelsel)
B
AOW (omslagstelsel)
1 / 23
volgende
Slide 1:
Quizvraag
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
In deze les zitten
23 slides
, met
interactieve quizzen
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Zou deze vergrijzing voornamelijk een probleem zijn voor de betaalbaarheid van pensioenen (kapitaaldekkingsstelsel) of voor de AOW (omslagstelsel)?
A
Pensioenen (kapitaaldekkingsstelsel)
B
AOW (omslagstelsel)
Slide 1 - Quizvraag
Waardevast betekent de pensioenen stijgen met hetzelfde percentage als de inflatie.
A
True
B
False
C
Wat?
D
wellicht moet ik gebruik maken van het extra uitleg filmpje.
Slide 2 - Quizvraag
De lonen stijgen met 1,5%, de inflatie is 1,4% en de AOW stijgt met 1,45%.
De AOW is:
A
waardevast EN welvaartsvast
B
waardevast MAAR NIET welvaartsvast
C
niet waardevast EN niet welvaartsvast
D
niet waardevast WEL welvaartsvast
Slide 3 - Quizvraag
Een toename van de levensverwachting heeft bij een kapitaaldekkingsstelsel geen invloed op de hoogte van de pensioenpremie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Bij het omslagstelsel ...
A
betaalt iedereen voor zichzelf
B
zijn uitkeringen waardevast
C
zijn uitkeringen welvaartsvast
D
is er sprake van verplichte solidariteit
Slide 5 - Quizvraag
Pensioen is gebaseerd om het omslagstelsel
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Bij welke van de drie pijlers is er géén sprake van ruilen over de tijd?
A
1
B
2
C
3
Slide 7 - Quizvraag
Wanneer je een tijdje per jaar niet kunt werken noem je deze werkloosheid ...
A
structurele werkloosheid
B
seizoenswerkloosheid
C
verborgen werkloosheid
D
conjuncturele werkloosheid
Slide 8 - Quizvraag
Wat is een economische groei:
A
Stijging van het BBP
B
stijging productie
Slide 9 - Quizvraag
Welke kenmerken horen bij een hoogconjunctuur?
A
Kans op onderbesteding, hoge bezettingsgraad en conjuncturele werkloosheid
B
Kans op onderbesteding, lage bezettingsgraad en conjuncturele werkloosheid
C
Kans op overbesteding, hoge bezettingsgraad en bestedingsinflatie
D
Kans op overbesteding, lage bezettingsgraad en deflatie
Slide 10 - Quizvraag
Door de zelfscankassa's zijn er steeds minder caissières nodig
A
seizoenswerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
frictiewerkloosheid
D
conjuncturele werkloosheid
Slide 11 - Quizvraag
Hoe noemen we de toenemende werkloosheid door de Coronacrisis?
A
structurele werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
frictiewerkloosheid
Slide 12 - Quizvraag
BBP stijgt 10%. Werkgelegenheid 5%. Wat gebeurt er met arbeidsproductiviteit?
A
Stijgt 2,0%
B
Stijgt 4,8%
C
Stijgt 5,0%
D
Stijgt 15,8%
Slide 13 - Quizvraag
Het bbp is de optelsom van alle ..... van alle bedrijven in een land
A
toegevoegde waardes
B
omzetten
Slide 14 - Quizvraag
Wat zijn de 3 pijlers van het pensioen in Nederland?
A
WAO, bedrijfspensioen, zelf sparen
B
Zelf sparen, bedrijfspensioen, AOW
C
Loon, zelf sparen, bedrijfspensioen
D
AOW, bedrijfspensioen, omslagstelsel
Slide 15 - Quizvraag
BBP stijging: 3%; prijsstijging 2%; loonstijging: 2,5%. Hoeveel zal een welvaartsvaste uitkering stijgen?
A
1%
B
2%
C
2,5%
D
3%
Slide 16 - Quizvraag
Onderbesteding houdt in dat de bestedingen in een land lager zijn dan
A
de arbeidsproductiviteit
B
de beroepsbevolking
C
de productiecapaciteit
D
het evenwichtsinkomen
Slide 17 - Quizvraag
Bij onderbesteding
A
is de bezettingsgraad laag
B
is de bezettingsgraad hoog
C
is er sprake van inflatie
D
dreigt er een hoogconjunctuur
Slide 18 - Quizvraag
Je hebt aan het eind van het jaar €350 op je spaarrekening staan.
A
Stroomgrootheid
B
Voorraadgrootheid
Slide 19 - Quizvraag
Mensen met een eigen huis (rond 30 jaar) zullen zij per saldo meer spaargeld of schulden hebben?
A
spaargeld
B
schulden
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de prijs van sparen en lenen?
A
Rente. sparen: betalen lenen: ontvangen
B
Rente. sparen: ontvangen lenen: betalen
C
Tijd. sparen: lang lenen: kort
D
Tijd. sparen: kort l enen: lang
Slide 21 - Quizvraag
Tijdens de levensloop heb je te maken met ruilen over de tijd. Wat is een voorbeeld van ruilen over de tijd?
A
het kopen van schaarse goederen
B
lenen voor de studie
C
pensioen volgens het omslagstelsel
D
het krijgen van een uitkering
Slide 22 - Quizvraag
In de eerste arbeidsjaren wordt het financieel vermogen nog negatiever. Kies een mogelijke oorzaak.
A
opleiding heeft schulden veroorzaakt
B
het kopen van een huis
C
het afbetalen van de studieschuld
D
een laag startsalaris
Slide 23 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Collectieve goederen en ruilen over de tijd
Maart 2021
- Les met
23 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
H7 jong en oud les 5/6
November 2021
- Les met
39 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Module 4 hoofdstuk 4
September 2020
- Les met
30 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
H6 levensloop les 3
November 2021
- Les met
18 slides
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Module 4 hoofdstuk 4.3 en 4.4
September 2020
- Les met
25 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
4 Havo Economie Online les 9 Par. 2.3 Ruilen over de tijd
Juni 2020
- Les met
19 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
H5 Jong en oud les 1/2
November 2021
- Les met
46 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Heden, verleden, toekomst h3p3,4
September 2022
- Les met
14 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4