herhaling V4 mitose meiose

Thema 2 Voortplanting
Deze les: 
  • §2.1 Ongeslachtelijke voortplanting (deel 2)
  • §2.2 Geslachtelijke voortplanting (deel 1)


1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 2 Voortplanting
Deze les: 
  • §2.1 Ongeslachtelijke voortplanting (deel 2)
  • §2.2 Geslachtelijke voortplanting (deel 1)


Slide 1 - Tekstslide

Op welke manier gaat de voortplanting van eencelligen?
A
Geslachtelijke voortplanting
B
Celdeling
C
Stekken

Slide 2 - Quizvraag

Het kopiëren van DNA hoort bij de celdeling.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

§2.1 Ongeslachtelijke voortplanting

celcyclus, chromosomen, celdeling, mitose, profase, prometafase, metafase, anafase, telofase

Slide 4 - Tekstslide

Celdeling
Groei
Voortplanting
Herstel

Slide 5 - Tekstslide

Celcyclus
  1. Mitose: celkern deling en celdeling
  2. Interfase: periode tussen twee celdelingen
  • G1-fase: stofwisseling en celgroei
  • S-fase: DNA-replicatie/synthese = kopiëren DNA molecuul
  • G2-fase: stofwisseling en celgroei, synthese van membranen en andere organellen
  • G0-fase: cel is in rust er treden geen delingen op

Slide 6 - Tekstslide

Wat gebeurt er met het DNA tijdens celcyclus?

Slide 7 - Tekstslide

Belangrijke termen

  • Chromosoom
  • Chromatide
  • Centromeer 
  • Centrosoom/centriole

Slide 8 - Tekstslide

Mitose (BINAS 76B1)
Profase
Metafase
Anafase
Telofase

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

De hoeveelheid DNA in rustende lichaamscel = x
Een tijd later vindt mitose plaats in deze cel. Hoeveel DNA bevat de cel tijdens de anafase.
A
1/2 x
B
x
C
2x
D
dat kun je niet weten

Slide 11 - Quizvraag

§2.2 Geslachtelijke voortplanting
geslachtelijke voortplanting, gameten, haploïd, diploïd, polyploïd, meiose I, meiose II

Slide 12 - Tekstslide

Vorming geslachtscellen
Lichaamscellen zijn diploïd (2n).
Van elk type chromosoom is een 
paar aanwezig.
Beide chromosomen van een
paar noem je homoloog.
Bij de mens 23 paar 
= 46 chromosomen

Slide 13 - Tekstslide

Vorming geslachtscellen
Als in een zaadcel en een eicel
net zoveel chromosomen
zouden zitten dan zou je na de 
bevruchting een bevruchte 
eicel met 92 chromosomen
hebben. Dit kan niet.

Slide 14 - Tekstslide

Vorming geslachtscellen
Dus: bij de vorming van de 
geslachtscellen moet het aantal
chromosomen worden 
gehalveerd zodat van elk 
chromosomenpaar er maar één
in zit.

Slide 15 - Tekstslide

Vorming geslachtscellen
Geslachtscellen zijn dus
haploïd (n).

Bij de mens bevatten ze 
23 chromosomen.

Slide 16 - Tekstslide

Wat gebeurt er met het DNA tijdens celcyclus?

Slide 17 - Tekstslide

Reductiedeling
Meiose I 
Chromosoomparen gaan uit elkaar 

Meiose II 
Chromatiden gaan uit elkaar

Slide 18 - Tekstslide

Celdifferentiatie
  • Cellen hebben een functie 
  • Een stamcel kan verschillende type cellen maken -> celdifferentiatie
Celdifferentiatie:

Slide 19 - Tekstslide

Celdifferentiatie
Gespecialiseerde cellen ontstaan door celdifferentiatie.

Celdifferentiatie ontstaat doordat in verschillende cellen verschillende eiwitten worden gemaakt.

Slide 20 - Tekstslide