§ 2.3 Opbrengsten, winst en winstmaximalisatie

§ 2.3 Opbrengsten, winst en winstmaximalisatie
Wanneer is de winst maximaal?

Kernwoorden:
- Maximale winst: MO = MK
- Break-even-punt: TO = TK
- Producentensurplus
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

§ 2.3 Opbrengsten, winst en winstmaximalisatie
Wanneer is de winst maximaal?

Kernwoorden:
- Maximale winst: MO = MK
- Break-even-punt: TO = TK
- Producentensurplus

Slide 1 - Tekstslide

Vragen?

Slide 2 - Tekstslide

Bij welke productieomvang vindt je de vaste kosten?
A
Verschilt per opgave
B
Bij een elasticiteit van 0
C
Bij Q = 0
D
Bij de MK

Slide 3 - Quizvraag

Bereken de marginale kosten per product?

Slide 4 - Tekstslide

Bereken de marginale kosten per product?

Slide 5 - Open vraag

Omslagpunt GTK lijn (Q = 2)
  • GTK lijn heeft eerst een dalend verloop
  • Vanaf Q = 2 stijgen de gemiddelde totale kosten 

Wat is de oorzaak van dit omslagpunt bij de GTK lijn?

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de oorzaak van dit omslagpunt bij de GTK lijn
A
Vanaf dat punt stijgen de constante kosten sterk
B
Vanaf dat punt stijgen de variabele kosten sterk
C
Vanaf dat punt dalen de constante kosten sterk
D
Vanaf dat punt dalen de constante kosten sterk

Slide 7 - Quizvraag

§ 2.3 Opbrengsten, winst en winstmaximalisatie
Wanneer is de winst maximaal?

Kernwoorden:
- Maximale winst: MO = MK
- Break-even-punt: TO = TK
- Producentensurplus

Slide 8 - Tekstslide

Totale Opbrengst (omzet) 
Totale Opbrengst (ook wel omzet genoemd) is het geld dat een ondernemer verdient met zijn verkopen.

Formule TO = P x Q

Slide 9 - Tekstslide

Winst
De winst bij een bepaalde productieomvang (q) bereken je met de volgende formule

Formule: TW = TO - TK

Slide 10 - Tekstslide

Winst & Omzet
De winst is het verschil tussen opbrengsten en kosten.

De totale opbrengst (TO) = omzet = prijs x afzet

Slide 11 - Tekstslide

Exogene prijs
Voorlopig gaan we ervan uit dat de prijs exogeen is, d.w.z. de prijs wordt bepaald op de markt (geheel van vraag en aanbod). De individuele aanbieder heeft er geen invloed op. 
De verkoopprijs is dan voor elke hoeveelheid producten die een producent verkoopt hetzelfde. 

Marktvorm: volkomen concurrentie

Slide 12 - Tekstslide

Gemiddelde & marginale opbrengst
De gemiddelde opbrengst en de marginale opbrengst zijn gelijk aan de verkoopprijs, als deze exogeen is.



P = GO = MO

Slide 13 - Tekstslide

Gemiddelde & marginale opbrengst
De gemiddelde opbrengst en de marginale opbrengst zijn gelijk aan de verkoopprijs, als deze exogeen is.

Gemiddelde opbrengst = GO = TO / q = p x q / q = p
Marginale opbrengst = extra opbrengst voor elk product dat je extra verkoopt = verkoopprijs

Slide 14 - Tekstslide

De totale opbrengst bij verschillende afzetten is dan:






Hoe groot is de gemiddelde opbrengst bij q = 25? ..................

Hoe groot is de marginale opbrengst bij q = 25? 
..................................................................................................



Slide 15 - Tekstslide

De totale opbrengst bij verschillende afzetten is dan:





Hoe groot is de gemiddelde opbrengst bij q = 25? 
TO / q = € 25 / 25 = € 1

Hoe groot is de marginale opbrengst bij q = 25? 
Van q = 25 naar q = 26 neemt TO met € 1 toe, dus € 1.



Slide 16 - Tekstslide

De totale opbrengst bij verschillende afzetten is dan:





Hoe groot is de gemiddelde opbrengst bij q = 25? 
TO / q = € 25 / 25 = € 1

Hoe groot is de marginale opbrengst bij q = 25? 
Van q = 25 naar q = 26 neemt TO met € 1 toe, dus € 1.



Slide 17 - Tekstslide

De totale opbrengst bij verschillende afzetten is dan:









P = GO = MO

Slide 18 - Tekstslide

Om de winst te bepalen, moeten we de totale kosten van de totale opbrengst afhalen.

Slide 19 - Tekstslide

Maximale winst (exogene situatie)
Een individuele aanbieder heeft bij een exogene prijs alleen de productieomvang om maximale winst mee te bepalen.

Hij zal de productie telkens blijven vergroten als: MO > MK



Het punt van winstmaximalisatie kun je dan ook vinden bij: MO = MK

Slide 20 - Tekstslide

Maximale winst bij MO = MK 

Dus bij bij een productie van 2 stuks (q = 2) is winst van deze ondernemer maximaal.


Slide 21 - Tekstslide

Break even punt
Het is voor een individuele aanbieder ook interessant om te weten bij welke productieomvang hij de totale kosten compenseert. Deze productieomvang kun je op diverse manieren achterhalen
TO = TK --> Totale kosten zijn gelijk aan totale opbrengsten

GO = GTK --> Opbrensten per product gelijk aan kosten per product

Slide 22 - Tekstslide

Break even punt bij GO (MO) = GTK 

Dus bij Q1


Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag
Huiswerk: Opdracht 17 t/m 26

Nu af: Opdracht 17  t/m 23

Slide 24 - Tekstslide

Voorbeeld
Stel dat van een ondernemer het volgende bekend is: 
TK = 5q^2+ 20. 
De verkoopprijs is 
€ 40 per stuk. 

Wanneer is de winst 
maximaal?

Slide 25 - Tekstslide

Voorbeeld
Stel dat van een ondernemer het volgende bekend is: 
TK = 5q^2+ 20. 
De verkoopprijs is 
€ 40 per stuk. 

Wanneer is de winst 
maximaal?

Slide 26 - Tekstslide









De winst is maximaal bij q = 4.

Slide 27 - Tekstslide

Dit kun je ook bepalen met MO en MK. 
De winst is namelijk maximaal als geldt dat MO = MK.

Bewijs:
Tot welk punt geldt 
dat de toename 
van de opbrengsten 
groter is dan de 
toename van de 
kosten? 

Slide 28 - Tekstslide

Als MO > MK neemt winst 
........................................
Als MO < MK neemt winst 
.........................................


Je moet dus produceren / verkopen op het punt waar geldt .............................................................................................

Slide 29 - Tekstslide

Als MO > MK neemt winst 
toe (tot q = 4)
Als MO < MK neemt winst 
af 


Je moet dus produceren / verkopen op het punt waar geldt MO = MK 

Slide 30 - Tekstslide

Break-even-punt
Het break-even-punt is het punt waarbij er geen winst en geen verlies wordt gemaakt.
Dus, bij het break-even-punt geldt: ....................................... 
Je kunt het break-even-punt op 3 manieren vinden: 
1) aflezen uit een tabel
2) aflezen uit een grafiek
3) berekenen

Slide 31 - Tekstslide

Break-even-punt
Het break-even-punt is het punt waarbij er geen winst en geen verlies wordt gemaakt.
Dus, bij het break-even-punt geldt: TO = TK
Je kunt het break-even-punt op 3 manieren vinden: 
1) aflezen uit een tabel
2) aflezen uit een grafiek
3) berekenen

Slide 32 - Tekstslide

Voorbeeld
Stel dat voor een product geldt:
- kosten per product zijn € 5
- er is € 10 aan constante kosten.
- verkoopprijs is € 10 per stuk

Slide 33 - Tekstslide

1) Tabel

Slide 34 - Tekstslide

1) Tabel

Slide 35 - Tekstslide

2) Grafiek

Slide 36 - Tekstslide

3) Berekenen
TO = TK
..................................................................................................

..................................................................................................
..................................................................................................

Of: GO = GTK
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................


Slide 37 - Tekstslide

3) Berekenen
TO = 10q
TK = 5q + 10
TO = TK 10q = 5q + 10 5q = 10 q = 2

Of: GO = GTK
10 = 5 + 10/q 10 / q = 5 q = 10 / 5 = 2

Slide 38 - Tekstslide

Producentensurplus
Het producentensurplus is het verschil tussen prijs (= MO) en MK.
Stel dat een producent 0 producten produceert. Als hij één eenheid (extra) gaat produceren, levert hem dan ............. op. De extra kosten zijn gelijk aan ............... . De (extra) winst die het hem oplevert is dan ................................ .Dit is de maatstaf voor het ‘welbevinden’ van een producent.

Slide 39 - Tekstslide

Producentensurplus
Het producentensurplus is het verschil tussen prijs (= MO) en MK.
Stel dat een producent 0 producten produceert. Als hij één eenheid (extra) gaat produceren, levert hem dan p = MO op. De extra kosten zijn gelijk aan MK. De (extra) winst die het hem oplevert is dan MO – MK. Dit is de maatstaf voor het ‘welbevinden’ van een producent.

Slide 40 - Tekstslide

Voorbeeld 
Van een producent is het volgende gegeven m.b.t. de marginale kosten:
Hoe groot is het 
producentensurplus
bij een prijs van 
€ 40?
.................................................................................................

Slide 41 - Tekstslide

Voorbeeld 
Van een producent is het volgende gegeven m.b.t. de marginale kosten:
Hoe groot is het 
producentensurplus
bij een prijs van 
€ 40?
(40 – 10) x 3 / 2 = 45

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video

Slide 44 - Video

Slide 45 - Video

Slide 46 - Video

Slide 47 - Video

Paragraaf 2.3
Huiswerk: opdracht 16 t/m 26

Deze les af: 16 t/m 23





Slide 48 - Tekstslide