Kijk goed naar de zin. Moet je de persoonsvorm invullen, of het voltooid deelwoord of toch allebei? Twijfel je, verander het werkwoord dan in een woord waarbij je goed het verschil hoort. Bijv: Is hij veel ... (veranderen)? --> Is hij veel gemaakt? --> nu hoor ik het voltooid deelwoord, dus bij veranderd moet het ook het voltooid deelwoorden zijn = veranderd! Schrijf de hele zin op de volgende dia.
't sexy fokschaap
Let op, het gaat er alleen om of een medeklinker hierbij staat! dus e, o, a, u, i doen niet mee. Dan schrijf je gewoon een d op het eind. Dit geldt ook voor 't sexy kofschip.
Slide 7 - Tekstslide
Schrijf hier de antwoorden van de vorige opdracht.
Slide 8 - Open vraag
Uitleg
Zie uitleg en instructie bij dia 16 (vorige opdracht)
Slide 9 - Tekstslide
Schrijf hier de antwoorden van de vorige opdracht.
Slide 10 - Open vraag
Luisteren
Lees eerst alle vragen.
Luister daarna naar het liedje en geef antwoord op de vragen.
Je mag maar 1x antwoorden en maar 1x luisteren, dus doe het in 1x goed.
Slide 11 - Tekstslide
Maak de zin af: Als jij mooi bent, ben ik liever ....
Slide 12 - Open vraag
Welke woorden zijn weg?
Mooi is dankbaar zijn met wat je pakt Mooi is _______(1)_______daar waar je het eigenlijk niet had verwacht Mooi zijn momenten met je mensen, daar waar ________(2)_____ mag
Slide 13 - Open vraag
Welke woorden zijn weg?
De allermooiste mensen die herken ik niet van buitenaf Mooi is je __________ en mooi is elke dag gelukkig zijn Mooi is weggaan en dan __________ zijn om weer terug te zijn
Slide 14 - Open vraag
In het eerste stuk zingt een man. Hij zingt over twee lichaamsdelen. Welke twee zijn dat?
Slide 15 - Open vraag
In het 2e stuk zingt de man dat het mooi is om dingen te delen en dat je iets wederzijds moet hebben. Wat moet je wederzijds hebben? Wederzijds .....
Slide 16 - Open vraag
Hoe vaak hoor je het refrein:
Als jij mooi bent, ben ik liever lelijk Kijken je hart dan, ik zie wat eromheen zit Ik voel wat fake is, dat het niet compleet is Van mijlenver
A
6 keer
B
7 keer
C
8 keer
D
5 keer
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Video
Wat is voor jou allemaal mooi? Schrijf 5 dingen op.
Slide 19 - Woordweb
Lezen
Slide 20 - Tekstslide
Uitleg
Je kunt inzoomen op de afbeelding om alles beter te kunnen lezen.
Kijk eerst globaal. Maak de vragen.
Slide 21 - Tekstslide
Kijk naar de tekst op dia 24. Wat voor soort tekst is dit?
A
Een krantenartikel
B
Een hoofdstuk uit een boek
C
Een folder
D
Een brief
Slide 22 - Quizvraag
Kijk naar de foto en naar de titel van de tekst op dia 24. Lees de eerste alinea (met dikgedrukte letters). Waar gaat de tekst over?
A
In Amsterdam spreken docenten een taal die lijkt op Surinaams.
B
In Amsterdam gebruiken Turkse jongens Surinaamse woorden om te schelden.
C
Jongeren in Amsterdam hebben een eigen taal.
D
De meeste mensen kunnen de straattaal niet verstaan.
Slide 23 - Quizvraag
Kijk naar de tekst op dia 24. Welk woord zal er volgens jou niet in de tekst staan? Dus welk woord is NIET logisch in dit verhaal?
A
de cultuur
B
de jongeren
C
de taal
D
doof
Slide 24 - Quizvraag
Je krijgt dadelijk een paar vragen over de tekst. Hoe ga je de tekst dan lezen?
A
Ik lees de tekst precies. Ik probeer alle woorden te begrijpen.
B
Ik lees de tekst precies, maar probeer niet alle woorden te begrijpen.
C
Ik lees de tekst eerst snel door. Ik probeer nog niet alle woorden te begrijpen.
D
Ik lees alleen de titel en kijk naar de afbeelding.
Slide 25 - Quizvraag
Deze vragen gaan over de tekst op dia 24. Wat is het onderwerp van de tekst?
A
In Amsterdam spreken docenten een taal die lijkt op Surinaams.
B
In Amsterdam gebruiken Turkste jongens Surinaamse woorden als ze schelden.
C
In Amsterdam wonen heel veel jongeren uit verschillende culturen.
D
Jongeren in Amsterdam hebben een eigen taal.
Slide 26 - Quizvraag
Je moet aan iemand vertellen wat de hoofdzaken in de tekst zijn. Er is er 1 fout. Welke is fout?
A
Jongeren in Amsterdam hebben een eigen taal gemaakt.
B
De docent praat alleen maar Surinaams.
C
De taal bestaat uit woorden uit verschillende talen.
D
De taal wordt op school en op straat gesproken.
Slide 27 - Quizvraag
Schrijf 10 belangrijke dingen uit de tekst op.
Slide 28 - Woordweb
Dictee
Slide 29 - Tekstslide
Luister naar het dictee. Schrijf hier de zinnen op. Let op hoofdletters en leestekens!
Slide 30 - Open vraag
Zijn er vragen of opdrachten die je niet begrijpt? Of heb je mogelijk wensen voor de volgende keer? Geef het dan hier aan.