Lesdoel: na deze les kan je vertellen hoe je het voltooid deelwoord en bijvoeglijke naamwoorden spelt
Slide 2 - Tekstslide
Je boek....
Thuis nog gelezen?
Schiet het lezen een beetje op? Je hebt iets meer tijd, maar Zorg dat je uiterlijk woensdag 21 juni je boek uithebt.
Als je je boek niet uithebt, kun je GEEN voldoende voor het boekverslag halen! En het boekverslag telt 2 x meer voor je rapport.
Slide 3 - Tekstslide
LEZEN
LEZEN
timer
10:00
Lezen: minstens 8 pagina's!
Slide 4 - Tekstslide
Schrijf alle gele woorden onder elkaar op. Schrijf per woord op of het een zelfstandig nw, werkwoord, lidwoord, voorzetsel, bijvoeglijk naamwoord of telwoord is.
1. Hij had genoeg van het leven.
2. Wij wonen in een nieuw huis aan de rand van de stad.
3. Deze domme manier van werken brengt de jonge docent in wel honderdproblemen.
timer
7:00
Slide 5 - Tekstslide
H 5.8
In deze paragraaf leer je:
• hoe je het voltooid deelwoord spelt;
• hoe je het bijvoeglijk naamwoord spelt;
• acht dicteewoorden.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Onthouden:
Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden schrijf je zoals je het zegt.
Slapen - sliep - geslapen. We hebben heerlijk geslapen.
Denken - dacht - gedacht. Dat had ik nooit gedacht!
Slide 8 - Tekstslide
Onthouden:
Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op -d of -t.
Gebruik de stappen van 't Kofschip X:
1. Hele werkwoord --> - en
2. Eindigt stam wel op letter in 't Kofschip X? --> dan eindigt het voltooid dw op -t
3. Eindigt stam niet op letter in 't Kofschip X? --> dan eindigt het voltooid dw op -d
Maak 2 zinnen waarin je het voltooid deelwoord gebruikt: