2.3 Democratie en andere vormen van bestuur

Opdracht: Ga in tweetallen in paragraaf 2.3 de volgende zaken uitzoeken:
=> Jullie kunnen uitleggen welke 4 bestuursvormen er waren in de stadstaat Athene. Dus niet alleen noemen, ook uitleggen.
=> Jullie kunnen bij elke bestuursvorm een voor- en nadeel noemen.
=> Jullie kunnen uitleggen waarom de tirannie in Athene zowel positief als negatief was.
=> Jullie kunnen uitleggen wie er wel mocht stemmen in Athene en wat je dan nodig had. 
=> Jullie kunnen uitleggen waarom Athene ook niet democratisch genoemd kan worden.
=> Jullie kunnen het verschil tussen een directe en indirecte democratie uitleggen.
=> Jullie kunnen uitleggen wat een schervengericht was en waarom dat democratisch genoemd kan worden.

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Opdracht: Ga in tweetallen in paragraaf 2.3 de volgende zaken uitzoeken:
=> Jullie kunnen uitleggen welke 4 bestuursvormen er waren in de stadstaat Athene. Dus niet alleen noemen, ook uitleggen.
=> Jullie kunnen bij elke bestuursvorm een voor- en nadeel noemen.
=> Jullie kunnen uitleggen waarom de tirannie in Athene zowel positief als negatief was.
=> Jullie kunnen uitleggen wie er wel mocht stemmen in Athene en wat je dan nodig had. 
=> Jullie kunnen uitleggen waarom Athene ook niet democratisch genoemd kan worden.
=> Jullie kunnen het verschil tussen een directe en indirecte democratie uitleggen.
=> Jullie kunnen uitleggen wat een schervengericht was en waarom dat democratisch genoemd kan worden.

Slide 1 - Tekstslide

Combineer de de letters en cijfers die bij elkaar horen. (Er kunnen meer letters bij een cijfer staan).
1. Democratie.            2. Monarchie.              3. Tirannie.                4. Aristocratie.

a. Schervengericht.
b. Arme en rijke mannen met burgerrecht mogen stemmen volgens Kleisthenes.
c. Groep rijke mannen regelen het bestuur.
d. Vrouwen, slaven en buitenlanders mogen niet stemmen.
e. Peisistratos kon met hulp van de arme mensen een staatsgreep plegen door ze lenigen te geven voor olijven en druiven.
f. Iedereen met burgerrecht mag stemmen.
g. Een persoon regelt het bestuur en zoon volgt hem op.
h. Opvolger kan geen verstand van besturen hebben of zijn macht misbruiken.
i. Het volk heeft de macht.
j. Het volk heeft nog steeds geen inspraak.
k. Om te mogen stemmen moest je fysiek aanwezig zijn bij de volksvergadering.
l. Niet iedereen heeft verstand van politiek, niet iedereen mag stemmen.

Slide 2 - Tekstslide

Schervengericht=> op een potscherf schrijf je de naam van de politicus die je weg wilt hebben uit het bestuur, omdat die te veel macht kreeg.
  • Voordeel democratie: iedereen met burgerrecht mag stemmen.
  • Nadeel: niet iedereen heeft verstand van politiek, niet iedereen mag stemmen.
  • Schervengericht: elk jaar stemmen om te voorkomen dat een groepje edelen of een tiran de macht grijpt. Gevolg: man(nen) met de meeste stemmen voor 10 jaar verbannen uit Athene.
  • Democratisch want iedereen besliste mee over het bestuur, arm en rijk.


Slide 3 - Tekstslide

Directe democratie: iedereen is aanwezig en stemt over besluiten in de volksvergadering. (oude Athene)
Indirecte democratie: volk kiest volksvertegenwoordiging (parlement) die namens hen de besluiten neemt. (Ned. nu)

Slide 4 - Tekstslide

Schrijf op je wisbordje op wat je vandaag hebt geleerd en wat je nog niet snapt.

Slide 5 - Tekstslide

Huiswerk
Maken online werkboek par. 2.3: 32, 35, 40, 41, 42, 43, 47.

Mag: maken succescriteria, samenvatting/woordweb par. 2.3.

Slide 6 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op je wisbordje wat je nog weet van de vorige  paragraaf 2.2 en 1e les van 2.3.

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen: 
  • Ik kan uitleggen hoe Sparta werd bestuurd.
  • Ik kan uitleggen welke kritiek er kwam in Athene op de democratie.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht: Ga in tweetallen in paragraaf 2.3 de volgende zaken uitzoeken:

=> Jullie kunnen uitleggen welke 2 bestuursvormen er waren in de stadstaat Sparta en hoe die in elkaar zaten.
=> Jullie kunnen uitleggen waarom het gewone volk weinig invloed had op het bestuur in Sparta.
=> Jullie kunnen uitleggen waarom de Spartaanse samenleving erg hard genoemd kan worden.
=> Jullie kunnen uitleggen welke kritiek er kwam op de democratie in Athene.

Zijn jullie klaar dan bespreken jullie de antwoorden met een ander tweetal. Vergelijk de antwoorden en vul aan waar nodig.

Slide 9 - Tekstslide

Bestuur van Sparta
  • Volksvergadering die had niet veel invloed.
  • Raad van 30 oude wijze mannen namen de beslissingen. (aristocratie). 2 koningen om het leger te leiden. (monarchie)
  • Raad en koningen gecontroleerd door 5 opzichters gekozen door volksvergadering om machtsmisbruik te voorkomen.
  • Hoplieten (mannen die wapenuitrusting konden betalen) hadden burgerrecht.

Slide 10 - Tekstslide

  • In Sparta draaide alles om het leger.
  • Jongens van 7 werden al in legerbarakken opgevoed tot soldaat.
  • Meisjes deden veel aan sport.
  • Leger moest sterk zijn om rest van de tot slaaf gemaakte bevolking te onderdrukken.

Slide 11 - Tekstslide

Discussie over politiek
  • Grieken discussiëren over welke bestuursvorm het beste was.
  • Sommige stadstaten kozen net als Athene voor een democratie andere hielden een aristocratie.
  • Kritiek op democratie=> filosofen zoals Plato en Sokrates (uit Athene) vonden dat het gewone volk niet in staat was om goede beslissingen te nemen. Zij vonden dat een aristocratie met wijze mannen zoals henzelf veel beter. 

Slide 12 - Tekstslide

Maak de vragen in je schrift of in een apart bestand en bespreek met je buurman/vrouw welke antwoorden het beste zijn en waarom.
a. Leg uit welke bestuursvorm past bij de afbeelding links.
b. Leg uit wie er niet aan deel mochten nemen.
c. Noem 2 verschillen tussen onze democratie en die van Athene.

Slide 13 - Tekstslide

Schrijf op je wisbordje op wat je vandaag hebt geleerd en wat je nog niet snapt.

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk
Maken online werkboek par. 2.3: 32, 35, 40, 41, 42, 43, 47.

Mag: maken succescriteria, samenvatting/woordweb par. 2.3.

Slide 15 - Tekstslide