In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
TIJDVAK 1
Slide 1 - Tekstslide
Vanuit welk werelddeel hebben de eerste mensen zich over de wereld verspreid?
A
Afrika
B
Azië
C
Amerika
D
Europa
Slide 2 - Quizvraag
Waarom leidden rendierjagers een nomadisch bestaan?
A
Ze konden geen huizen bouwen.
B
Ze moesten hun prooidieren volgen.
C
Ze moesten vluchten voor roofdieren.
D
Ze vluchtten voor andere stammen.
Slide 3 - Quizvraag
In sommige tropische gebieden leven nog steeds mensen als jagers-verzamelaars. Waarom zijn zij hier langer mee doorgegaan dan mensen in ons soort klimaat?
A
Zij zijn minder intelligent dan wij.
B
Zij behoren tot een andere menssoort.
C
Rondtrekken hoort bij hun cultuur.
D
Hun omgeving levert in alle seizoenen voedsel.
Slide 4 - Quizvraag
Waarom hadden rendierjagers veel minder bezittingen dan boeren?
A
Ze moesten steeds rondtrekken.
B
Ze waren minder intelligent dan boeren.
C
Ze waren een andere menssoort en konden minder uitvinden.
D
In sneeuw en ijs bleef minder bewaard.
Slide 5 - Quizvraag
Welke drie kenmerken horen bij de bouwers van hunebedden?
A
Drenthe
B
bandkeramiek
C
grafkelders
D
zwerfkeien
Slide 6 - Quizvraag
In welk jaar werden er hunebedden gebouwd?
A
circa 5000 v. Chr.
B
circa 3000 v. Chr.
C
circa 10.000 v. Chr.
D
circa 1000 v. Chr.
Slide 7 - Quizvraag
Welke bronnen geven informatie over de bouwers van hunebedden?
A
verhalen uit de tijd van de hunebedbouwers
B
tekeningen gemaakt door hunebedbouwers
C
teksten geschreven door hunebedbouwers
D
archeologisch onderzoek
Slide 8 - Quizvraag
Waarom werd in de Steentijd veel vuursteen gebruikt?
A
Er werden sieraden van gemaakt.
B
Het werd gebruikt bij religieuze rituelen.
C
Het werd vooral gebruikt om vuur te maken.
D
Er werden voorwerpen met scherpe randen van gemaakt.
Slide 9 - Quizvraag
In welk jaar kwam de eerste landbouwcultuur in het huidige Nederland voor?
A
circa 5000 v. Chr.
B
circa 1000 v. Chr.
C
circa 7000 v. Chr.
D
circa 10.000 v. Chr.
Slide 10 - Quizvraag
Waarom tekenen archeologen alle vondsten nauwkeurig op?
A
Op deze manier hoef je niet alles te bewaren. De tekening zegt genoeg.
B
Een tekening doet meer recht aan de prehistorie.
C
De plaats van de vondst in de grondlaag zegt iets over de ouderdom.
D
De vondsten zijn vuil en kunnen daarom niet gefotografeerd worden.