V4 Communicatie 1

1 Communiceren doe je samen
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

1 Communiceren doe je samen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
Kort even voorstellen
Intro op de periode
Het proces van communicatie en waarom mensen zo gemakkelijk miscommunicaties hebben

Slide 3 - Tekstslide

#Me
Mevrouw Van de Wetering
-> twee kinderen
-> ben in de vakanties in Frankrijk
-> te bereiken via Teams, maar niet om 1 uur 's nachts!
-> oud-journalist en nog steeds gek op kranten, boeken, media, taal, gekke woorden en leuke taalfouten en miscommunicaties
-> ik kan 6 talen lezen ;)

Slide 4 - Tekstslide

#You
Noteer op een geeltje een feitje over jou.

Bijvoorbeeld iets wat je goed kan en waar je wat aan hebt bij Nederlands.
Of over een taal die je heel goed spreekt en het mooiste woord uit die taal of de grappigste miscommunicatie die je deze vakantie hebt gehad.

Vergeet je naam niet!
Ik neem de kaartjes in en we gaan raden welk geeltje bij wie past.

Slide 5 - Tekstslide

Programma deze periode
Onderzoeken:
-> Wat doet een taalgebruiker om zijn boodschap maximaal naar voren te brengen
-> hoe zet hij/zij bewust de goede woorden, de juiste tektstructuur, overtuigende argumenten in?
-> hoe gebruikt hij de context en haakt hij in op jouw referentiekader 

Slide 6 - Tekstslide

Planning periode 1 
Communicatie
1. Communiceren doe je samen
2. Onderwerp en hoofdgedachte
3. Inleiding, kern en slot
6. Alinea's en verbanden
Taal
9. Framing
Literatuur
1. De kunst van lezen en schrijven
2. Fictie en werkelijkheid
3. Literaire genres
Daarnaast lees je een literair werk

Tot aan het eindexamen
12 werken in totaal

Slide 7 - Tekstslide

Nederlands in de bovenbouw

Theorieboek: de theorie en verhalen/gedichten
Oefenboek: opdrachten en teksten

Onderdelen:
- Taal
- Communicatie 
- Literatuur

Slide 8 - Tekstslide

Nederlands in de bovenbouw

Eindexamen:
Teksten met vragen. 

Literatuur:
Je leest 12 Nederlandse literaire werken (vier per jaar), waarvan twee van voor 1880.

Slide 9 - Tekstslide

1 Communiceren doe je samen

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Ik weet wat communicatie is
  2. Ik kan elementen van het communicatieproces herkennen en benoemen.
  3. Ik kan uitleggen deze elementenhet communicatieproces beïnvloeden 
  4. Ik kan zelf nieuwe voorbeelden vinden van (mis)communicatie of uitingen bede


Slide 11 - Tekstslide



Lees pagina 52 en 53 uit het theorieboek
timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Waarom hebben mensen miscommunicaties?

Slide 13 - Woordweb

Slide 14 - Video

Informatie delen èn begrijpen
zender
boodschap
ontvanger
referentiekader -  de kennis van de wereld en je overtuigingen                                           van jezelf èn van het publiek
context                      van de communicatie (het waar, wanneer en                                           hoe)

De communicatie in een gesprek is een proces waarbij je elkaar steeds feedback geeft. -> een iteratief proces

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Begrippen
Communicatiemiddelen
Communicatiemedium
Communicatiekanaal
Communicatiedoel


-----------> ook je lichaam is een communicatiemiddel

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Welke valt niet onder non-verbale communicatie?
A
Zuchten
B
'Aaah' schreeuwen
C
Gebarentaal
D
Duim opsteken

Slide 19 - Quizvraag

Welk non verbaal gedrag is van invloed op een sollicitatie?

Slide 20 - Woordweb

Bedenk drie voorbeelden van communicatiemiddelen.

Slide 21 - Woordweb

Slide 22 - Tekstslide

Wat is het communicatiedoel?
de klassieke 'welles-nietesdiscussie'
A
overtuigen
B
amuseren
C
informeren
D
activeren

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het communicatiedoel?
achtergrondmuziek in een winkel
A
overtuigen
B
amuseren
C
informeren
D
activeren

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het communicatiedoel?
alleen de emoji huilend van het lachen in een appje
A
overtuigen
B
amuseren
C
informeren
D
activeren

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het communicatiedoel?
de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
A
overtuigen
B
amuseren
C
informeren
D
activeren

Slide 26 - Quizvraag

Wat gaat hier mis?

Slide 27 - Tekstslide

Referentiekader

Slide 28 - Tekstslide

Context
 Met de context bedoelen we de tijdruimtelijke omgeving waarin de communicatie plaatsgrijpt.  De context is van invloed op de boodschap.

Voorbeeld:
Je moeder zegt: 'Wat ben je toch een slimmerd!'

Situatie 1: Je hebt net zelf uitgezocht hoe je voor 10 euro in Parijs komt. 
Situatie 2: Je komt uit school met een 4 voor Nederlands


Slide 29 - Tekstslide

Waarom is dit moeilijk te begrijpen?

Slide 30 - Tekstslide

Doorlopend proces
- communicatie is niet rechtlijnig

- een iteratief proces - steeds herhaling, waarbij onderdelen aangepast kunnen worden

Slide 31 - Tekstslide

Aan de slag!
Lees de tekst op p. 32
Maak opdrachten 14 tm 21

Slide 32 - Tekstslide

Instructie 

Slide 33 - Tekstslide

Instructie 

Slide 34 - Tekstslide

Controlevragen
A
a.
B
b.
C
c.
D
d.

Slide 35 - Quizvraag

Aan de slag

Slide 36 - Tekstslide

Nabespreking

Slide 37 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 38 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 39 - Tekstslide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 40 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 41 - Open vraag