Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Nederlands
Enkelvoudige en samengestelde zinnen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige of samengestelde zin?

'Ik ben moe en ik heb geen zin om te gaan trainen.'
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 3 - Quizvraag

Verander tijd: 'Ik was moe en had geen zin om te gaan trainen'.

'Ben' en 'heb' veranderen, dus 2 persoonsvormen, dus samengestelde zin. 

Merk op dat in allebei de zinnen het onderwerp naast de persoonsvorm staat. Het zijn dus allebei hoofdzinnen. 
Samengestelde zinnen  &  voegwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling Samengestelde zinnen 
- enkelvoudige en samengestelde zinnen van elkaar kunnen onderscheiden
- een hoofdzin en een bijzin kunnen herkennen
- twee enkelvoudige zinnen kunnen herschrijven tot een samengestelde zin

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe herken je een hoofdzin?
  • een hoofdzin kan op zichzelf bestaan
  • de persoonsvorm en het onderwerp staan bij elkaar en vooraan in de zin
  • Voorbeeld: Alle boeken van Harry Potter zijn beroemd

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe herken je een bijzin?
  • deze kan niet op zichzelf bestaan
  • het onderwerp en de persoonsvorm staan niet bij elkaar en (bijna) achteraan in de zin 
  • Voorbeeld: Weet je al of we vanavond uit eten gaan?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzin of bijzin?

'Ik ga morgen naar de kapper.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 8 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
1a [Ik ben in Griekenland geweest], 1b omdat [mijn moeder daar is opgegroeid.]
A
a en b zijn beide HZ
B
a is HZ, b is BZ
C
a is BZ, b is HZ
D
a en b zijn beide BZ

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voegwoorden - samengestelde zin

Je kunt een samengestelde zin herkennen.

Je weet wat de hoofd- en bijzin is.

Je kunt voegwoorden benoemen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderschikkend voegwoord
  • verbindt een hoofdzin en bijzin met elkaar
  • hoofdzin - bijzin
  • bijzin - hoofdzin

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nevenschikkend voegwoord
  • verbindt twee hoofdzinnen met elkaar
  • en, want, maar, of

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In dat café kom ik graag, omdat ik daar altijd mooie herinneringen bovenkomen.
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De boer bewerkt het land, zodat daar weer bloemkool kan groeien
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag ga ik niet naar school, want ik voel me niet goed
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgend jaar ga ik kamperen, of ik ga met de caravan weg
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ga met de fiets, want het is mooi weer.
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Evaluatie

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies