week 49 les 2. Voorzetsel en voegwoord

Hoofdzin en bijzin
Twee hoofdzinnen zijn nevenschikkend, een hoofdzin en een bijzin zijn onderschikkend.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoofdzin en bijzin
Twee hoofdzinnen zijn nevenschikkend, een hoofdzin en een bijzin zijn onderschikkend.

Slide 1 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Hoofdstukken uit het oh zo mooie en toch onduidelijke grammaticaboekje zijn jammer genoeg nog een te hoge hindernis voor veel leerlingen uit de klas.

Is dit een samengestelde of een enkelvoudige zin? Hoeveel persoonsvormen zitten erin?



Slide 2 - Tekstslide

Hoofdzin en bijzin
Hij keek toe hoe de jongen zijn biefstuk verslond.
keek = pv    verslond = pv      Dus samengesteld!

In een hoofdzin zijn het onderwerp en de persoonsvorm altijd met elkaar verbonden: er kan niets tussen deze twee staan.

Slide 3 - Tekstslide

Nevenschikkende voegwoorden
Verbindt twee gelijke delen aan elkaar --> zinnen die je los van elkaar kunt lezen.
  • Paardrijden lijkt me niet leuk, maar ik ga het toch doen.
  • Laat de dokter naar je been kijken, want je blijft pijn houden.

en, want, maar en of.

Slide 4 - Tekstslide

Onderschikkende voegwoorden
Verbindt twee ongelijke delen aan elkaar --> zinnen die je los van elkaar NIET kunt lezen.
  • Wil Halbe, dat je hem voor schooltijd ophaalt?
  • Claudia gaat alvast haar toets leren, zodat ze goed voorbereid is.

Doordat, zodat, nadat, omdat, totdat, voordat en zodat --> woorden met dat waarvan de tweede lettergreep dat is.

Aangezien, als, daarom, dan, hoewel, indien, mits, tenzij, terwijl, toen, ofschoon en zodra.

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoel
  • Aan het eind van de les is je kennis over enkelvoudige en samengestelde zinnen opgehaald.

  • Aan het eind van de les weet je dat in een samengestelde zin te maken kan hebben met hoofd- en bijzinnen.
Je weet ook hoe je de verschillende zinnen kan herkennen.

Slide 6 - Tekstslide

We gaan met de klas naar Parijs en we zullen daar een week blijven.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-bijzin
D
Bijzin-hoofdzin

Slide 7 - Quizvraag

Stijn draagt de tas en James loopt met de hond.
A
bijzin, hoofdzin
B
bijzin, bijzin
C
hoofdzin, bijzin
D
hoofdzin, hoofdzin

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Een zin met één pv noem je een enkelvoudige zin.
Een zin met meer pv’s noem je een samengestelde zin.
Zij lacht naar hem en dat vindt hij leuk.

Slide 10 - Tekstslide

Ik ontbijt het liefst met havermout en anders eet ik graag een banaan.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
alleen een hoofdzin

Slide 11 - Quizvraag

Lesprogramma
  •    Lesdoel
  •     Uitleg
  •     Oefenen
  •     Zelf aan de slag

Slide 12 - Tekstslide

Ik ga vandaag fietsen naar Lekkerkerk en ik neem een tentje mee.
A
bijzin + hoofdzin
B
hoofdzin + hoofdzin
C
hoofdzin + bijzin

Slide 13 - Quizvraag

Huygens ontdekte de ringen rond Saturnus en hij vond het slingeruurwerk uit.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 14 - Quizvraag

Hoofdzin en bijzin
In een bijzin kan dit wel.
Tip: doe de gisterenproef! Kan gisteren tussen het onderwerp en de pv dan is het een bijzin.

Hij vertelde me dat hij naar het strand zou gaan.
      Hij vertelde me dat hij gisteren naar het strand zou gaan.



Slide 15 - Tekstslide

      
Wat gaan we deze les doen?
  • Herhalen hoofdzin & bijzin
  • Herhalen enkelvoudige & samengestelde zin

Lesdoelen:
  • Ik kan de hoofdzin & bijzin benoemen
  • Ik ken de kenmerken van de hoofdzin & bijzin

  • Ik kan een enkelvoudige & samengestelde zin benoemen

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Kenmerken bijzin
  • Een bijzin kan niet zonder hoofdzin bestaan
  • Tussen het onderwerp en de persoonsvorm kunnen andere woorden staan.
  • Het werkwoord staat achteraan in de bijzin.
  • Een bijzin begint met een voegwoord.


Hij is snel thuis, omdat hij hard fietst.

Slide 18 - Tekstslide

Kijk maar!

Toen ik gisteren naar school fietste.


???

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide