H4L22 - 1VMA - Vrijdag 14 juni - Grammatica - persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord

Welkom 1VMA :)

Planning van dit uur
  • Stillezen
  • Huiswerk bespreken (opdracht 1 + 3 t/m 9 t/m 12 + 15 van 5.7 Grammatica) 
  • Herhaling woordsoorten + psv & bzv 
  • Zelfstandig werken: maak Test jezelf van 5.7 Grammatica (online) 

Aan het einde van deze les
  • weet je wat een persoonlijk voornaamwoord (psv) is;
  • weet je wat een bezittelijk voornaamwoord (bzv) is;
  • weet je wat het verschil tussen een persoonlijk voornaamwoord en een bezittelijk voornaamwoord is;
  • kun je het psv en bzv herkennen in een zin. 



timer
10:00
Toetsen en opdrachten die eraan komen
  • Boekpresentaties (planning op Som) 
  • SO Spelling 1.8, 2.8 ,3.8 en 4.8 (vandaag)
  • Repetitie H4 + H5 (laatste toetsweek) 
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 1VMA :)

Planning van dit uur
  • Stillezen
  • Huiswerk bespreken (opdracht 1 + 3 t/m 9 t/m 12 + 15 van 5.7 Grammatica) 
  • Herhaling woordsoorten + psv & bzv 
  • Zelfstandig werken: maak Test jezelf van 5.7 Grammatica (online) 

Aan het einde van deze les
  • weet je wat een persoonlijk voornaamwoord (psv) is;
  • weet je wat een bezittelijk voornaamwoord (bzv) is;
  • weet je wat het verschil tussen een persoonlijk voornaamwoord en een bezittelijk voornaamwoord is;
  • kun je het psv en bzv herkennen in een zin. 



timer
10:00
Toetsen en opdrachten die eraan komen
  • Boekpresentaties (planning op Som) 
  • SO Spelling 1.8, 2.8 ,3.8 en 4.8 (vandaag)
  • Repetitie H4 + H5 (laatste toetsweek) 

Slide 1 - Tekstslide

Lidwoord (lw)

Slide 2 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord (zn)

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 4 - Tekstslide

Voorzetsel (vz)

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoord (ww) 

Slide 6 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord (psv)
  • Verwijst naar iets of iemand in het enkelvoud of meervoud
  • Ik, mij, me, jij, je, jou, u, hij, zij, het, hem, haar, wij, we, ons, jullie, u, zij, ze, hun, hen 

Slide 7 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord (psv)
psv onderwerp
psv geen onderwerp
ik
mij, me
jij, je/u
jou, je/u
hij/zij, ze/het
hem/haar/het
wij, we
ons
jullie/u
jullie/u
zij, ze
hun, hen, ze

Slide 8 - Tekstslide

Zij/hun/hen
Zij: onderwerp
Hun en hen: geen onderwerp

Wouter vertelde hun een grappig verhaaltje. 
Dat amuseerde hen nogal. 
Voor hen was Wouter een coole gast. 
Zij vonden Wouter aardig. 

Slide 9 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord (bzv)
  • Zegt van wie iets is
  • Staat nooit alleen
  • Staat voor zelfstandig naamwoord (mens, dier, ding, begrip, naam)
  • Mijn, jouw, je/uw, zijn/haar, ons, onze, jullie, je/uw, hun

Slide 10 - Tekstslide

psv of bzv ?
psv (persoonlijk)
bzv (bezittelijk)
ik
mijn
jij, je/u
jouw, je/uw
hij/zij, ze/het
zijn/haar
wij, we
ons, onze
jullie/u
jullie, je/uw
zij, ze
hun

Slide 11 - Tekstslide

Me of mijn? Jou of jouw? U of uw?
Ezelsbruggetje: kan je het woord vervangen door hij of zij? Dan is het een persoonlijk voornaamwoord.

Kan je het vervangen door zijn of haar?
Dan is het een bezittelijk voornaamwoord.

Slide 12 - Tekstslide