H1 - grammatica les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

Welkom!

Doelen

• Ik kan de persoonsvorm en het onderwerp vinden in een zin.
• Ik kan concrete en abstracte zelfstandige naamwoorden            herkennen.
• Ik kan bepaalde en onbepaalde lidwoorden herkennen.

Wat gaan we doen?

• vooruitblik: leestoets + zakelijke mail
• startopdracht
• uitleg theorie
• zelfstandig aan het werk met de weektaak

vooruitblik

vrijdag 8 oktober: leestoets H1, H2, H3

vrijdag 15 oktober: zakelijke mail

startopdracht

Maak zoveel mogelijk zinnen met:
een taart/bij Jim/voor oma/ gisteren/hebben/gebakken/mijn nichtjes en ik

zinsdelen en woordsoorten

Wat is het verschil?

zinsdelen - 

de persoonsvorm

persoonsvorm herkennen (pv)

1)  past zich aan aan het onderwerp

      Ik koop een ijsje.

      Hij koopt een ijsje.

2)  verandert mee met de tijd

      Ik heb een ijsje.

      Gisteren had ik een ijsje.

3)  staat vooraan wanneer je er een vraagzin van maakt

      Jij eet een ijsje.

      Eet jij een ijsje.

zinsdelen

Alles wat voor de persoonsvorm staat of kan staan.

Tussen de zinsdelen zet je streepjes.

Gisteren| fietste| mijn vader| door het bos.

Ik| heb| het boek| aan mijn vader| gegeven.

zinsdelen - 

het onderwerp

onderwerp vinden (ow)

1  onderwerp  = wie/wat + pv?

    De hond blaft.  ->  Wie blaft?  ->  de hond

2   Zet de pv in het enkelvoud/meervoud -> ow verandert mee

     De hond blaft.   ->  De honden blaffen.

                         pv                                         pv

woordsoorten

Maak de puzzel op blz. 30 van je boek.

woordsoorten - 

zelfstandig naamwoord

zelfstandig naamwoord

-> een woord voor een mens, een dier, een plant, een ding of 

     een gevoel

concreet zelfstandig naamwoord: kun je aanraken, is tastbaar

                                                                        de pen, de armband, het huis

abstract zelfstandig naamwoord: kun je niet aanraken

                                                                       de vrede, de week, het geluk

eigen naam:   Jurre, Jade, Tobias, Odink

zelfstandig naamwoord

-> heeft meestal een enkelvoud en een meervoud

      het meisje - de meisjes

-> heeft vaak een verkleinwoord

      het huis - het huisje

-> meestal kan er een lidwoord voor staan

      de jongen, het huiswerk, een school

bepaald/onbepaald lidwoord

bepaald lidwoord:         de + het

onbepaald lidwoord:    een

Let op: -Het is geen lidwoord als het niet bij een zelfstandig 

                  naamwoord hoort: het waait, het is 5 uur.

               -Een is geen lidwoord als je het uitspreekt als 1: een van                     hen.

weektaak (agenda)

mk H1 grammatica:

zinsdelen opdracht 1 + 2

woordsoorten opdracht 1 + 2