Oefenen blok 4

Oefenen blok 4
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Oefenen blok 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bouwplannen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld van een bouwplan.
wie of wat doet het?
wat gebeurt er
wanneer
waar
Jan en Evert
voetbalden
gisteren
in het park

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


c
Wat gebeurt er?
Wie?
Wanneer?
Waarheen?

Gaat

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Wie?
Wat gebeurt er?
Wie?
Hoe?
Waarheen?

breng
a

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp en getalproef

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf het onderwerp op:
Jurre was op maandagavond met zijn vrienden aan het voetballen.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kan ik het onderwerp in de zin vinden?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Getalproef
  • Het onderwerp en de persoonsvorm horen bij elkaar. Ze zijn allebei enkelvoud of meervoud.

voorbeeld





De jongen loopt.
enkelvoud
De jongens lopen.
meervoud
4

Slide 9 - Tekstslide

Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).

Getalproef
4

Slide 10 - Tekstslide

Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).


Uit hoeveel woorden bestaat het onderwerp in deze zin?
Een leerling uit de brugklas overhandigt het afscheidscadeau.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordspelling

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg de regel van 't ex-kofschip uit.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))

De landingsbanen _________ (schitteren) in het zonlicht.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))

Hij __________ (willen) weten of het veilig was

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de persoonsvorm in de vt op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))

Gisteren is het vliegtuig veilig op Schiphol __________(landen)

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))

De leraar _________ (worden) boos omdat jij zo vaak afkeek


Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de persoonsvorm in de vt op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))

Hij _________ (hebben) nog even alle systemen en knoppen_______(testen)

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))

Wij _________ (kopen) te veel chips voor het feestje.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))

‘Wij zijn geland,’ ________ (vertellen) hij de reizigers.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))

Hij ________ (praten) vriendelijk en geruststellend.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Meervoud van het zelfstandig naamwoord

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meervoud van hobby

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meervoud van schap

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meervoud van kluif

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meervoud van kanaal

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Over Taal

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb een goed ARGUMENT om te laat te komen
A
goed plan
B
goed idee
C
goede reden
D
goede manier

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn zus en haar vriendinnen fietsen AFZONDERLIJK naar school, ik ga gelukkig samen met mijn vrienden.
A
op een andere tijd
B
elk apart
C
alleen
D
gezamenlijk

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Blaffende honden bijten niet.
Pieter koos het hazenpad
Lisa bekijkt alles door een roze bril
Als het kalf verdronken is, dempt men de put.
De mensen die het hardst roepen, zijn het minst gevaarlijk.
Op de vlucht slaan.
Je ziet alles wat mooier dan het is.
Pas als er iets naars is gebeurd, wordt er iets aan het probleem gedaan.

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lezen

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een advertentie hoort bij het tekstdoel:
A
Overhalen
B
Amuseren
C
Informeren
D
Overtuigen

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het tekstdoel?
A
Informeren
B
Overhalen
C
Uitleggen
D
Amuseren

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstvorm?
A
Nieuwsbericht
B
Blog
C
Advertentie
D
Recept

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het onderwerp van de tekst noteer je in:
A
Een paar woorden.
B
Een hele zin.
C
In twee of meer zinnen.

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke leesmanier gebruik je bij de volgende vraag:

Wanneer is de finale van de Olympische Winterspelen?
A
zoekend lezen
B
grondig lezen
C
verkennend lezen

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies