Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Oefenen spelling blok 4
Blok 4 Oefenen met spelling blz: 170
4.8 PV in de VT
- Klankveranderende werkwoorden
- Klankvaste werkwoorden
-bijvoegelijke naamwoorden
1 / 37
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1
In deze les zitten
37 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Blok 4 Oefenen met spelling blz: 170
4.8 PV in de VT
- Klankveranderende werkwoorden
- Klankvaste werkwoorden
-bijvoegelijke naamwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Oefenen met spelling in de verleden tijd
Slide 2 - Tekstslide
Klankveranderende werkwoorden
De klank van het werkwoord verandert in de verleden tijd
Bijvoorbeeld:
tegenwoordige tijd
verleden tijd
Ik loop - wij lopen
ik liep - wij liepen
Ik zwem - jullie zwemmen
Ik zwom - jullie zwommen
hij zegt - wij zeggen
Hij zei - wij zeiden
Hij eet - zij eten
Hij at - zij aten
Slide 3 - Tekstslide
Klankvaste werkwoorden
- De klank van het werkwoord in de tegenwoordige en verleden tijd is hetzelfde.
- In de verleden tijd komt er achter de '
ik-vorm
' +te(n) of +de(n)
Bijvoorbeeld:
tegenwoordige tijd
verleden tijd
Ik voer - wij voeren
ik voerde - wij voerden
Ik straf - jullie straffen
Ik strafte - jullie straften
hij hoest - wij hoesten
Hij hoestte - wij hoestten
Hij noemt - zij noemen
Hij noemde - zij noemden
Slide 4 - Tekstslide
Klankvaste werkwoorden
Soms kan je niet goed horen of het in de verleden tijd nu +te(n) of de(n) is.
Want is het nu 'de jongen niesde' of is het 'de jongen nieste' ? of
'ik verfde mijn haar blauw' of 'ik verfte mijn haar blauw'?
Daarvoor is er een trucje!
Slide 5 - Tekstslide
't kofschip X
Slide 6 - Tekstslide
Hoe werkt 't kofschip X
De stappen
Voorbeeld
1. Je hebt een werkwoord
niezen
2. je neemt de 'stam'
dat is het hele ww -en
dus 'niez'
3. Wat is de laatste letter van de stam?
de laatste letter van niez = z
4. Zit deze letter in 't kofschip X?
nee dan +de(n)
5. Neem de '
ik-vorm
' van het ww +de(n)
nies+de(n)
Slide 7 - Tekstslide
Hoe werkt 't kofschip X
De stappen
Voorbeeld
1. Je hebt een werkwoord
straffen
2. je neemt de 'stam'
dat is het hele ww -en
dus 'straff'
3. Wat is de laatste letter van de stam?
de laatste letter van straff = f
4. Zit deze letter in 't kofschip X?
ja dan +te(n)
5. Neem de '
ik-vorm
' van het ww +te(n)
strafte(n)
Slide 8 - Tekstslide
Oefenen met klankvaste werkwoorden in de verleden tijd
Kijk steeds goed of het onderwerp en persoonsvorm enkelvoud of meervoud zijn.
Slide 9 - Tekstslide
Schrijf de persoonsvorm in de vt op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
Gisteren __________ (landen) het vliegtuig op Schiphol.
Slide 10 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm in de vt op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
De piloot _______ (turen) over de landingsbaan.
Slide 11 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
Hij __________ (willen) weten of het veilig was
Slide 12 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
De landingsbanen _________ (schitteren) in het zonlicht.
Slide 13 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm in de vt op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
Toen _________ (zetten) hij de landing in.
Slide 14 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm in de vt op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
Hij _________ (testen) nog even alle systemen en knoppen.
Slide 15 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
Toen ________ (halen) hij de microfoon naar zich toe.
Slide 16 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
‘Wij zijn geland,’ ________ (vertellen) hij de reizigers.
Slide 17 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
Hij ________ (praten) vriendelijk en geruststellend.
Slide 18 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
Sommige passagiers __________ (klappen) in hun handen.
Slide 19 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
De stewardessen ____________ (verwennen) deze mensen.
Slide 20 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
Zo _________ (zorgen) zij ervoor dat de reizigers minder bang waren.
Slide 21 - Open vraag
Oefenen met klankveranderende werkwoorden in de verleden tijd
Kijk steeds goed of het onderwerp en persoonsvorm enkelvoud of meervoud zijn.
Slide 22 - Tekstslide
Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
Hij ________ (schrijven) het antwoord stiekem in zijn hand.
Slide 23 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
De hagelstenen _________ (vallen) op een geparkeerde auto.
Slide 24 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
De leraar _________ (worden) boos omdat jij zo vaak afkeek
Slide 25 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
Wij _________ (kopen) te veel chips voor het feestje.
Slide 26 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
We ____________ (gaan) met de fiets naar de volgende bestemming.
Slide 27 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
De wielrenner ________ (liggen) de hele wedstrijd op kop.
Slide 28 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))
Na zijn val _______ (zijn) hij heel snel opgestaan
Slide 29 - Open vraag
Wat is geen bijvoeglijk naamwoord.
A
grote
B
brede
C
fietsten
D
gekke
Slide 30 - Quizvraag
Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
groene
B
sterke
C
man
D
boze
Slide 31 - Quizvraag
wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
aardappel
B
het
C
geweldige
D
gescoord
Slide 32 - Quizvraag
'Veel' en 'weinig' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord
Slide 33 - Quizvraag
Wat zijn bijvoeglijk naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 34 - Quizvraag
Je bent nu bijna klaar
controleer je antwoorden
en maak de laatste vraag
Slide 35 - Tekstslide
Ik vond deze oefening
A
makkelijk
B
niet makkelijk, maar ook niet moeilijk
C
moeilijk
D
heel moeilijk
Slide 36 - Quizvraag
Je bent nu echt klaar
lever je toets in en meld je af.
Alvast een fijn weekend
Slide 37 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
't kofschip X
Mei 2024
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1
Oefentoets taalverzorging mh1
Februari 2023
- Les met
35 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Spelling blok 1 en 2
December 2022
- Les met
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Werkwoordspelling
Oktober 2024
- Les met
26 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
H6 Werkwoordspelling
Juli 2022
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Blok 4 Spelling 4.7 pv in de vt
Februari 2024
- Les met
37 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1
H 4 Spelling pv in de vt
Juni 2024
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1
Werkwoordspelling
Februari 2022
- Les met
34 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1