Toetsweek begrijpend lezen les 5: oefenen met teksten
Nederlands
Begrijpend lezen
Les 5: oefenen met teksten
VWO 3 P3 2020-2021
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Nederlands
Begrijpend lezen
Les 5: oefenen met teksten
VWO 3 P3 2020-2021
Slide 1 - Tekstslide
Aan de slag!
Vandaag gaan we weer oefenen met teksten.
Slide 2 - Tekstslide
Tekst 3, blz. 227-228
De volgende vragen gaan over tekst 3 (Wijzig de regels en maak mij 'opiniepijler') op blz. 227-228 van Op Niveau (Blok 5, Lezen).
Lees de tekst en beantwoord de vragen op de volgende slide.
Slide 3 - Tekstslide
Lees de eerste twee zinnen van tekst 3 (blz. 227). a. Welke stelling neemt de schrijver in?
Slide 4 - Open vraag
Lees de eerste twee zinnen van tekst 3 (blz. 227). b. Wat is zijn belangrijkste argument hierbij?
Slide 5 - Open vraag
Lees tekst 2 nu grondig. Wat is de functie van alinea 2?
A
advies
B
oplossing
C
weerlegging
D
constatering
Slide 6 - Quizvraag
Waarnaar verwijst het woord 'Dat' (r. 13). Schrijf ook het regelnummer op.
Slide 7 - Open vraag
In alinea 2 staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-conclusie. a. Schrijf dit signaalwoord op
Slide 8 - Open vraag
In alinea 2 staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-conclusie. b. Schrijf de twee delen van het verband op.
Slide 9 - Open vraag
Formuleer de hoofdzaak van alinea 2 in een kernzin.
Slide 10 - Open vraag
Kun je de hoofdzaak van alinea 2 als onderbouwing van de stelling opvatten? Leg je antwoord uit.
Slide 11 - Open vraag
In de tekst is geen sprake van een uitbreiding van de onderwijstijd. Waarom eindigt de schrijver alinea 3 volgens jou dan met de volgende zin: "Dus onze ...juiste weg'.
Slide 12 - Open vraag
Wat is de functie van alinea 4?
A
constatering
B
argumentatie
C
probleemstelling
D
gevolg
Slide 13 - Quizvraag
Op welke manier zijn alinea 4 en 5 met elkaar verbonden?
A
herhaling van woord(groep)
B
verwijswoord
C
aankondigende zin
D
signaalwoord
Slide 14 - Quizvraag
Is het argument dat de schrijver in alinea 5 gebruikt een valide(=aannemelijk, gegrond) argument?
Slide 15 - Open vraag
Wat voor soort argument is dit?
A
feitelijk argument
B
gezagsargument
C
moreel argument
D
vergelijkingsargument
Slide 16 - Quizvraag
Brengt de schrijver in alinea 6 een nieuw argument naar voren? Leg je antwoord uit.
Slide 17 - Open vraag
Wat is de functie van alinea 6?
A
weerlegging
B
bewering
C
advies
D
ontkenning
Slide 18 - Quizvraag
Schrijf de stelling van de schrijver op.
Slide 19 - Open vraag
Schrijf nu zelf alle argumenten van de schrijver op.
Slide 20 - Open vraag
Zijn de argumenten nevenschikkend of onderschikkend?
A
nevenschikkend
B
onderschikkend
C
een combinatie van nevenschikkende argumenten en onderschikkende argumenten
Slide 21 - Quizvraag
Wat is het belangrijkste tekstdoel van tekst 3?
A
informeren
B
na laten denken
C
amuseren
D
overtuigen
Slide 22 - Quizvraag
Voor welk publiek heeft de schrijver deze tekst geschreven?
A
voor een algemeen, breed publiek
B
voor een kleiner, gespecialiseerd publiek
C
voor een of enkele personen
Slide 23 - Quizvraag
Maurice de Hond bij Pauw (2 november 2016)
In 2016 was Maurice de Hond te gast in de talkshow van Jeroen Pauw om te praten over zijn idee van de spellingsvereenvoudiging.