In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we deze les doen?
Lesdoel: aan het einde van deze les weet ik hoe het zit met sterke werkwoorden in de verleden tijd en heb ik daarmee geoefend om het goed te snappen en onthouden
Uitleg werkwoordspelling / zelfstandig werken 15 min.
Extra uitleg / aan de slag 25 min.
Afsluiter
Slide 2 - Tekstslide
Wat is de regel voor de verleden tijd (zwak)?
Slide 3 - Open vraag
Wat is de regel voor de tegenwoordige tijd?
Slide 4 - Open vraag
Hoe weet je nou hoe je een werkwoord spelt?
Slide 5 - Tekstslide
Hoe weet je nou hoe je een werkwoord spelt?
Slide 6 - Tekstslide
Sterke werkwoorden
Slide 7 - Woordweb
Verleden tijd: sterke werkwoorden
Regel: uit je hoofd leren
Sterke werkwoorden zijn woorden waarbij de stam in de verleden tijd sterk van klank verandert.
Je moet deze woorden uit je hoofd leren.
Voorbeelden?
Slide 8 - Tekstslide
Verleden tijd: sterke werkwoorden
Regel: uit je hoofd leren
Sterke werkwoorden zijn woorden waarbij de stam in de verleden tijd sterk van klank verandert.
Je moet deze woorden uit je hoofd leren.
Ik loop hij liep
ik zwem hij zwom
Ik lieg hij loog
Slide 9 - Tekstslide
Verleden tijd: sterke werkwoorden
Regel: uit je hoofd leren
Sterke werkwoorden zijn woorden waarbij de stam in de verleden tijd sterk van klank verandert.
Je moet deze woorden uit je hoofd leren.
Ik loop hij liep
ik zwem hij zwom
Ik lieg hij loog
Ik werk hij werkte
Zwak werkwoord
Slide 10 - Tekstslide
Hij (aanbidden) jou op onze vorige school.
A
aanbad
B
aanbidde
Slide 11 - Quizvraag
Onze tenen (bevriezen) allemaal tijdens de wintersportvakantie.
A
bevriesden
B
bevriesde
C
bevroren
Slide 12 - Quizvraag
Ik (overnachten) daar vorig jaar drie hele weken!
A
overnachte
B
overnachten
C
overnachtte
D
Overnachtten
Slide 13 - Quizvraag
Wij (overnachten) daar vorig jaar drie hele weken!
A
overnachte
B
overnachten
C
overnachtte
D
Overnachtten
Slide 14 - Quizvraag
Hij (planten) daar drie bomen.
A
plan
B
plant
C
pland
Slide 15 - Quizvraag
Hij (planten) daar vorige week drie bomen.
A
plant
B
plante
C
plantte
D
plantten
Slide 16 - Quizvraag
Hij (liegen) keihard in dat ene filmpje.
A
liegde
B
loog
Slide 17 - Quizvraag
Hij (wassen) mijn hondje vorige week.
A
wastte
B
waste
Slide 18 - Quizvraag
extra uitleg / aan de slag
Ik kan het al supergoed
Maak taak 3 alleen
Toch moeilijk? Elleboogpartner / docent
Ik vind het heel lastig
We beginnen samen aan taak 3
Slide 19 - Tekstslide
Wat heb je deze les geleerd en ga je proberen te onthouden?