2A, 2B engels 16-9, 23-9

2M
Start by reading your reading book , no reading book, please report it and start copying the pages of irregular verbs (120,121). Start getting chromebooks.
timer
10:00
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

2M
Start by reading your reading book , no reading book, please report it and start copying the pages of irregular verbs (120,121). Start getting chromebooks.
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

booktest
Al ingeleverd? En voldoende?

Slide 2 - Tekstslide

Start Unit 2
Fill in the form of the selftest. Then go to your online books lesson 1 unit 2

Slide 3 - Tekstslide

Lesson 1
We are going to do excercise 1 to 6 together to practice reading and vocab.

Slide 4 - Tekstslide

Now some grammar
aan het einde van de les snap je meer van de trappen van vergelijking!
aan het einde van de les weet je wanneer je much and many moet gebruiken!

Slide 5 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

Aan het einde van de les kun je een vergelijking maken.

Je kent het verschil tussen -er/-est en more/most.

Slide 6 - Tekstslide

Korte woorden

- één lettergreep


-er / -est

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Small - smaller - smallest





Nice - nicer - nicest

Slide 9 - Tekstslide

Lange woorden

twee lettergrepen of meer


more / most

Slide 10 - Tekstslide

She is more beautiful than her sister. 

Slide 11 - Tekstslide

woorden met twee lettergrepen

 en toch -er / -est  


Woorden die eindigen op -le / -er / -ow / -y : -er / -est

Slide 12 - Tekstslide

DUS:

simple - simpler - simplest

clever - cleverer - cleverest

narrow - narrower - narrowest

happy - happier - happiest


alle andere woorden krijgen more / most

Slide 13 - Tekstslide

De uitzonderingen:


good - better - best

bad - worse - worst


Slide 14 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Lesson 1
You are going to do excercise 7

Slide 17 - Tekstslide


Much and many

Slide 18 - Tekstslide

Much of many?

Much en many betekenen allebei ‘veel’.

  • Bij dingen die je kunt tellen, gebruik je many.
  -> I haven't got many shoes.
  • Bij dingen die je niet kunt tellen, zoals vloeistoffen, geld etc. gebruik je much.
 -> There is much money in his bag.

Slide 19 - Tekstslide

many
much

Slide 20 - Tekstslide

Much
Many
money
sand
girls
pens
cars
coffee
rain
water
doors
hair
tables
phones

Slide 21 - Sleepvraag

Much or many?
food
A
much
B
many

Slide 22 - Quizvraag

Much or many?
potatoes
A
much
B
many

Slide 23 - Quizvraag

Much or many?
pictures
A
much
B
many

Slide 24 - Quizvraag

Much or many?
children
A
much
B
many

Slide 25 - Quizvraag

Much or many?
sugar
A
much
B
many

Slide 26 - Quizvraag

Much or many?
people
A
much
B
many

Slide 27 - Quizvraag

Much or many?
cheese
A
much
B
many

Slide 28 - Quizvraag

Much or many?
traffic
A
much
B
many

Slide 29 - Quizvraag

Much or many?
orange juice
A
much
B
many

Slide 30 - Quizvraag

Lesson 1
You are going to do excercise 8

Slide 31 - Tekstslide

What did you learn today?

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Link

Slide 34 - Link

Slide 35 - Link

Slide 36 - Tekstslide