In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Klantreis en Visualmerchandising examen
Slide 1 - Tekstslide
Wat is een touchpoint tijdens de klantreis?
A
contactmoment tussen winkel en klant
B
moment dat de klant over de drempel van de winkel stapt
C
spaarpunt in het spaarsysteem van de winkel
D
alle antwoorden zijn goed
Slide 2 - Quizvraag
Wat is webcare?
A
Een ander woord voor webshop
B
Er voor zorgen dat je geen slechte recensies krijgt
C
Het goed onderhouden van je website
D
Communiceren met je klanten over hun ervaringen
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen klantvriendelijkheid en klantgericht handelen?
A
Klantvriendelijkheid is het actief benaderen van een klant. Klantgericht handelen betekent dat je de klant respectvol behandelt.
B
Klantvriendelijkheid is het helpen vanuit de wensen en behoeften van een klant. Klantgericht handelen betekent dat je vriendelijk bent.
C
Klantvriendelijkheid betekent dat je de klant respectvol behandelt. Klantgericht handelen is het actief benaderen .
D
Klantvriendelijkheid bestaat uit beleefd zijn en respect tonen. Klantgericht betekent dat je helpt vanuit de wensen en behoeften.
Slide 4 - Quizvraag
Pien begroet elke klant die de winkel binnenloopt hartelijk.
Dit is een onderdeel van …
A
non verbale communicatie
B
hospitality
C
co-creatie
D
uiterlijke presentatie
Slide 5 - Quizvraag
Welke van de volgende beweringen is/zijn juist? 1. Als het vertrouwen in de economie daalt, doen consumenten minder aankopen. 2. Als de werkloosheid daalt, doen consumenten minder aankopen.
A
1 is juist
B
2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een voordeel van dropshipping voor de retailer?
A
De dropshipper is zelf verantwoordelijk voor de verzending en ontvangst
B
De dropshipper levert exclusief voor de webwinkel
C
De webwinkel heeft hogere inventaris- en voorraadkosten
D
De webwinkel heeft een groter aanbod en geen transportkosten
Slide 7 - Quizvraag
Welke nadelen brengt het verkopen van A-merken met zich mee voor de retailer?
A
De leverancier van A-merken heeft meer macht
B
De retailer heeft minder marge
C
De retailer heeft minder prijsvrijheid
D
Alle drie de antwoorden zijn goed
Slide 8 - Quizvraag
Welke van deze beweringen is juist?
Een economische invloedsfactor:
A
zorgt ervoor dat een klant meer koopt.
B
zorgt ervoor dat een klant minder koopt.
C
zorgt ervoor dat een klant meer óf minder koopt. Dit is afhankelijk van zijn financiële situatie.
D
geen van de beweringen is juist
Slide 9 - Quizvraag
Het winkelgedrag van klanten speelt zich af in 4 fasen. Wat is de juiste volgorde van deze fasen?